ECLI:NL:RBDHA:2023:20645 - Rechtbank Den Haag - 18 december 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37916
V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. R. Deniz),
en
(gemachtigde: mr. K. Bruin).
Procesverloop
Bij besluit van 3 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1991 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Uitreiking conform artikel 5.3. van het Vb
2. Eiser voert aan dat verweerder de maatregel van bewaring niet volgens de eisen van artikel 5.3. van het Vb heeft uitgereikt. Om die reden is de maatregel van bewaring onrechtmatig.
3. De Afdeling
4. Het niet voldoen aan de informatieplicht maakt de maatregel van bewaring echter pas onrechtmatig als de met de bewaring te dienen belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
5. De te maken belangenafweging valt in dit geval in het voordeel van verweerder uit.
Dat eiser niet schriftelijk in een taal die hij verstaat op de hoogte is gesteld van de redenen van bewaring, betekent niet dat hij niet wist waarom hij in bewaring is gesteld. Tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling is met behulp van een tolk met eiser gesproken over de redenen waarom hij mogelijk in bewaring zal worden gesteld. Verder is eiser door middel van (in ieder geval) de informatiefolder, die is opgesteld in een taal die hij verstaat, op de hoogte gesteld van de mogelijkheid van het aanwenden van een rechtsmiddel en het verkrijgen van kosteloze rechtsbijstand. Eiser heeft ook kort na de oplegging van de maatregel, met behulp van een rechtsbijstandverlener, beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad. Verder blijkt hierna dat in eisers geval sprake is van een significant risico op onttrekking aan het toezicht, zodat het belang van verweerder bij het opleggen van de maatregel van bewaring alleen al hierom zwaarder weegt.
Maatregel van bewaring
6. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden
En als lichte gronden
7. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring ten onrechte is opgelegd, omdat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn mogelijke rechtmatig verblijf. Eiser heeft namelijk een langdurige relatie met zijn Nederlandse vriendin die in België woont. Verweerder heeft hier onvoldoende rekening mee gehouden. Verder betwist eiser de zware gronden 3b en 3c, omdat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd op welke wijze eiser zich in Nederland aan het toezicht heeft onttrokken en is het inreisverbod opgelegd door België.
8. Verweerder heeft op zitting de zware gronden 3c en 3f laten vallen.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht aan eiser heeft tegengeworpen dat niet is gebleken dat hij rechtmatig verblijf heeft. In de enkele stelling van eiser dat hij een Nederlandse vriendin heeft die in België woont, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te verrichten naar een mogelijk rechtmatig verblijf. Eiser heeft zijn relatie niet onderbouwd. Verder heeft hij tijdens het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring meermaals verklaard dat hij met zijn gestelde vriendin naar Spanje wil gaan om daar te proberen rechtmatig verblijf te verkrijgen, zodat hieruit kan worden afgeleid dat hij momenteel geen rechtmatig verblijf heeft.
Zicht op overdracht
10. Eiser voert verder dat zicht op overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat ontbreekt nu niet duidelijk is naar welke andere lidstaat eiser wordt overgedragen.
11. Anders dan eiser stelt, zijn geen aanknopingspunten aangevoerd dat het zicht op overdracht ontbreekt. De Oostenrijk autoriteiten hebben op 7 december 2023 de claim van verweerder afgewezen, waarna op 12 december 2023 een claim is verstuurd naar de Belgische autoriteiten. De Belgische autoriteiten hebben twee weken om op de claim te reageren. Deze termijn is nog niet verlopen.
Ambtshalve toets
12. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
13. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Vreemdelingenwet 2000.
Vreemdelingenbesluit 2000.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180.
Artikel 5.1b, derde lid, van het Vb.
Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Proces-verbaal van gehoor van 3 december 2023, p. 4 en 5 van 8.
Artikel 5.1b, tweede lid, van het Vb.
HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.