Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13-216566-25

Datum uitspraak: 30 september 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 28 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juni 2025 door de rechter van het Amtsgericht Köln, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[de opgeëiste persoon] geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Portugal) inschrijvingsadres in de basisregistratie personen: [adres] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Portugese taal.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.[2]

Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Portugese nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het Amtsgericht Köln van 3 maart 2025 (referentie: 503 Gs 1987/25).

De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB.[3]

Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4 Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.

Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Portugees grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren.[4]

De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond, omdat het bewijs zich in Duitsland bevindt, de medeverdachten in Duitsland zijn veroordeeld, de stoffen Duitsland zijn ingevoerd en de stoffen vanuit Duitsland zijn geleverd.

De raadsman heeft geen standpunt ingenomen.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt dat artikel 13, onder b, OLW slechts dan van toepassing is, wanneer de feiten zich geheel buiten het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat hebben afgespeeld. Gelet op de omstandigheid dat in het EAB ook Duitsland als pleegplaats is aangeduid en de strafbare feiten dus niet geacht kunnen worden geheel in Portugal te hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 13, onder b, OLW niet van toepassing is.[5]

6 Onschuldverweer

De raadsman heeft ter zitting medegedeeld dat de opgeëiste persoon verklaart onschuldig te zijn en dat zij niks weet over de gepleegde feiten.

Voor zover de raadsman namens de opgeëiste persoon een onschuldverweer heeft willen voeren overweegt de rechtbank dat per 1 oktober 2024 de OLW is gewijzigd. Deze wijzigingen hebben onmiddellijke werking. Als gevolg hiervan is het niet meer mogelijk om met vrucht een onschuldverweer te voeren, nu de OLW hiervoor geen basis (meer) biedt. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.

7 Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

Hieruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

8 Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen en 2, 5 en 7, 49 en 50 OLW.

9 Beslissing

STAAT TOE de overlevering van [de opgeëiste persoon] aan het Amtsgericht Kölnvoor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

BEVEELT de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, te weten een telefoon, IPhone (goednummer PL1300-205177911-6684370). Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, voorzitter, mrs. L.F. Bögemann en A. Pahladsingh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 september 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.

Rb. Amsterdam 15 november 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:7269, ro. 6; rb. Amsterdam 14 september 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5507, ro. 7.


Voetnoten

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.

Rb. Amsterdam 15 november 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:7269, ro. 6; rb. Amsterdam 14 september 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5507, ro. 7.