Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:7072 - Rechtbank staat overlevering Nederlander toe na Duitse garantie voor strafuitvoering - 25 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:707225 september 2025

Essentie

De Rechtbank Amsterdam staat de overlevering van een Nederlander aan Duitsland toe op basis van een Europees aanhoudingsbevel. De overlevering betreft lijstfeiten, waardoor dubbele strafbaarheid niet wordt getoetst. De rechtbank acht de door Duitsland gegeven garantie voor terugkeer bij strafoplegging, conform artikel 6 OLW, voldoende.

Rechtsgebieden

StrafrechtEuropees Strafrecht

Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13/224580-25

Datum uitspraak: 25 september 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 21 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 14 juli 2025 door het Amtsgericht Keulen, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon], geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats], ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres], nu gedetineerd in de [P.I.],

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 september 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, advocaat in Veenendaal. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een “aanhoudingsbevel voor onderzoek” van 12 mei 2025 van het “Amtsgericht Keulen”, dossiernummer 506 Gs 1209/25.

De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB.[2]

4 Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:

5) illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

11) informaticacriminaliteit.

Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven en zijn belangen in Nederland gevestigd.[3] Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.

De Staatsanwältin in Keulen heeft op 9 september 2025 de volgende garantie gegeven:

“(…) regarding the requested extradition of Dutch national [opgeëiste persoon], born on [geboortedag].1985 in [geboorteplaats]the Netherlands, at this point:

It is hereby assured that, in the event of a final conviction in the Federal Republic of Germany, the person sought will be surrendered for further enforcement in the Netherlands for the purposes of enforcement in the European Union (OJ L 327, 5.12.2008, p. 27) pursuant to the applicable version of Council Framework Decision 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgments in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty, for the purposes of its enforcement in the European Union (OJ L 327 of 5 December 2008, p. 27), will be transferred back to the Netherlands for further enforcement.”

Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6 Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

7 Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

8 Beslissing

STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan het Amtsgericht Keulen (Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

Deze uitspraak is gedaan door mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter, mrs. M. Westerman en C.M.S. Loven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 september 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Mandat d’arrêt européen à l’encontre d’un ressortissant d’un État tiers), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.


Voetnoten

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Mandat d’arrêt européen à l’encontre d’un ressortissant d’un État tiers), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.