ECLI:NL:RBAMS:2025:6731 - Vertrouwensbeginsel: toezegging via algemeen telefoonnummer niet toerekenbaar aan college - 15 september 2025
Uitspraak
Essentie
Een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet als een gestelde toezegging is gedaan door een medewerker van het algemene gemeentelijke telefoonnummer. Dergelijke uitlatingen kunnen niet aan het college worden toegerekend, zeker als een specifieke afdeling was aangewezen voor vragen.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 24/5653
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: G.E. [eiser] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college
(gemachtigde: A. Alilaj).
Inleiding
- [eiser] legde zijn boot deels op de kade van de Slotervaart en deels op de aan de kade grenzende privésteiger. Op die plek zouden kadewerkzaamheden plaatsvinden en er waren borden geplaatst dat afmeren daar tijdelijk verboden was
[1] . Het college had [eiser] daarom met de brief[2] van 4 april 2024 laten weten dat hij de boot uiterlijk 22 april 2024 om 8.00 uur op een andere plek moest afmeren. In de brief stond ook dat de boot anders zou worden weggesleept en dat [eiser] de kosten daarvan zou moeten betalen. Omdat [eiser] volgens het college zijn boot op 22 april 2024 niet elders had afgemeerd, is deze weggesleept. Het college heeft € 485,- aan wegsleepkosten bij [eiser] in rekening gebracht.
1.1. Hiertegen heeft [eiser] bezwaar ingediend. Bij besluit van 20 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2. [eiser] is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser] , de gemachtigde van [eiser] en de gemachtigde van het college.
1.4. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat het beroep alleen betrekking heeft op het wegslepen van de boot en de wegsleepkosten die bij [eiser] in rekening zijn gebracht. Eventuele andere kosten, zoals bewaarkosten, vallen hier dus niet onder.
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank beoordeelt het beroep van [eiser] tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die [eiser] heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Vertrouwensbeginsel
- [eiser] vindt het niet terecht dat de gemeente hem wegsleepkosten in rekening heeft gebracht, omdat hij ervanuit mocht gaan dat hij zijn boot tijdens de kadewerkzaamheden aan de steiger mocht afmeren. Hij heeft namelijk op 8 april 2024 telefonisch contact opgenomen met de gemeente via het algemene telefoonnummer 14020. [eiser] wilde namelijk weten of hij zijn boot aan zijn privésteiger mocht afmeren die 1,5 meter van de kade ligt. Volgens [eiser] is hem in dat gesprek verteld dat nergens is terug te vinden dat dit verboden is. [eiser] voert verder aan dat hij niet wist of een medewerker van het algemene telefoonnummer wel of niet bevoegd was. Volgens hem mocht hij erop vertrouwen dat de informatie die hij kreeg via het algemene telefoonnummer juist was. Tijdens het gesprek werd hij in de wacht gezet en ging hij ervan uit dat de medewerker dit met de betrokken afdeling had afgestemd.
3.1. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat sprake is van een toezegging
3.2. De rechtbank kan in het midden laten of er daadwerkelijk sprake was van een toezegging. Ook als de rechtbank aanneemt dat [eiser] het telefoongesprek heeft gehad, is het college niet verantwoordelijk voor wat daarin is gezegd. [eiser] heeft namelijk gebeld met het algemene telefoonnummer van de gemeente, terwijl in de brief van 4 april 2024 duidelijk stond vermeld dat vragen over het afmeren aan Nautisch Toezicht en Handhaving moesten worden gesteld via het daarin genoemde e-mailadres. Door dat niet te doen, heeft [eiser] het risico genomen dat hij iemand sprak die niet bevoegd was om namens het college uitspraken te doen over het afmeren aan zijn privésteiger. Dat risico komt voor zijn rekening. Medewerkers die via het algemene gemeentelijke telefoonnummer informatie verstrekken, geven normaal gesproken alleen algemene informatie.
3.3. De beroepsgrond slaagt niet.
Verwijdering van de opname van het telefoongesprek
-
[eiser] voert verder aan dat hij is benadeeld doordat de opname van zijn telefoongesprek met de gemeente is verwijderd. Volgens hem kan hij hierdoor niet bewijzen wat er precies is gezegd.
-
Het college stelt zich op het standpunt dat opnamen uitsluitend worden gemaakt voor trainings- en kwaliteitsdoeleinden, dat ze vanwege de AVG
[5] niet mogen worden beluisterd in deze procedure en dat opnamen na twee weken worden verwijderd. -
De rechtbank overweegt dat het college verplicht is om alle stukken in te brengen die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak in de beroepsprocedure
[6] . Als het college vanuit privacyoverwegingen een opname niet wil delen, is het aan de rechter om te beoordelen of geheimhouding van de opname gerechtvaardigd is.[7]
6.1. De rechtbank constateert dat in het bestreden besluit de indruk werd gewekt dat de opname nog beschikbaar was maar dat het college deze niet wilde laten beluisteren vanwege privacyoverwegingen. Op de zitting stelde verweerder dat de opname al twee weken na het telefoongesprek was gewist. Dus al voordat [eiser] bezwaar had aangetekend. In het verweerschrift heeft het college dit pas duidelijk gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat onzorgvuldig, temeer omdat [eiser] in zijn bezwaar- en beroepschrift uitdrukkelijk had aangegeven dat de inhoud van het telefoongesprek voor hem belangrijk bewijs was.
6.2. Ondanks de onzorgvuldigheid op dit punt, kan hier toch aan voorbij worden gegaan.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt.
7.1. Omdat [eiser] terecht beroep heeft ingesteld gelet op het onzorgvuldigheidsgebrek
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
draagt het college op het door [eiser] betaalde griffierecht van € 187,- aan [eiser] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Q.M.J.A. Crul, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op grond van artikel 2.1.9 Verordening op het binnenwater 2010.
Dit is tevens het besluit waarin de last onder bestuursdwang staat vermeld.
Zie ook hierover de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.
Dit volgt uit ECLI:NL:RVS:2019:1694, overweging 11.3.
Algemene verordening persoonsgegevens.
Artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 8:29 van de Awb.
Met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
Gelet op de toepassing van artikel 6:22 van de Awb.