Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:6322 - Rechtbank Amsterdam - 8 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:63228 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Civiel recht Kantonrechter

Zaaknummer: 10821587 \ CV EXPL 23-15130

Vonnis van 8 augustus 2025

in de zaak van

STICHTING GEZONDHEIDSCENTRA HAARLEMMERMEER, gevestigd te Hoofddorp, eisende partij, gemachtigde: [gemachtigde] ,

tegen

[gedaagde], wonende te [woonplaats] , gedaagde partij, niet verschenen.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 23 november 2023, met producties,

  • het tegen gedaagde partij verleende verstek.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De beoordeling

2.1. Eisende partij stelt in de dagvaarding dat gedaagde partij in 2022 medische behandelingen bij haar heeft ondergaan, zoals nader omschreven in de facturen. De facturen heeft gedaagde partij niet betaald, aldus eisende partij. De vordering bedraagt € 244,00 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.

2.2. Eisende partij verwijst naar facturen, maar heeft deze niet overgelegd in verband met de privacy van gedaagde partij. Hierdoor is niet duidelijk waar de zorgverlening betrekking op heeft en is de vordering niet onderbouwd. Voor een goede beoordeling van de vordering zijn de facturen noodzakelijk. Eisende partij wordt daarom opgedragen die in het geding te brengen.

2.3. De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet in dat geval ambtshalve toetsen aan het consumentenrecht.

2.4. De informatieplichten zijn van ambtshalve toetsing uitgezonderd op grond van artikel 6:230h lid 2 sub d BW.

2.5. De bedingen van de overeenkomst moeten echter wel ambtshalve worden getoetst aan Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Bedingen die zien op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, zoals het beding over de prijs, zijn van toetsing op oneerlijkheid uitgezonderd, voor zover ze duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd (artikel 4 lid 2 van de richtlijn). Beoordeeld moet daarom worden of het prijsbeding voldoende transparant is. In dat kader is het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023 van belang (ECLI:EU:C:2023:14).

2.6. Uit dat arrest volgt dat gedaagde partij voorafgaand aan de behandeling(en) kennis heeft moeten kunnen nemen van de kosten van de behandeling(en). Vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, moet de handelaar informatie verstrekken die de consument in staat stelt bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen. Als dat niet of onvoldoende is gebeurd, zal het prijsbeding op oneerlijkheid in de zin van de richtlijn moeten worden getoetst. Nu eisende partij zich hierover nog niet heeft uitgelaten, krijgt zij de gelegenheid dat alsnog bij akte te doen. Eisende partij zal zich daarbij ook moeten uitlaten over de vraag waarom de gefactureerde bedragen niet gedekt worden door de zorgverzekering van gedaagde partij.

2.7. Eisende partij stelt in de dagvaarding niets over algemene voorwaarden. Het is de kantonrechter echter ambtshalve bekend dat veel zorgverleners gebruik maken van algemene voorwaarden. Als eisende partij algemene voorwaarden heeft, dient zij deze in het geding te brengen en zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van de bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn, of kunnen worden gelegd.

2.8. De zaak wordt voor akte uitlating en overlegging stukken door eisende partij verwezen naar de rol.

2.9. Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.

2.10. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3 De beslissing

De kantonrechter

3.1. verwijst de zaak naar de rol van vrijdag 5 september 2025 om 10.00 uur voor het nemen van een akte door eisende partij zoals hiervoor is overwogen,

3.2. bepaalt dat eisende partij de akte ten minste twee weken voor deze rolzitting aan gedaagde partij moet sturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.9,

3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2025.

991