ECLI:NL:RBAMS:2025:6171 - Rechtbank Amsterdam - 15 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/157
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. P. Salim),
en
de Dienst Toeslagen, verweerder.
Inleiding
In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Met het primaire besluit van 10 mei 2024 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 november 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij die afwijzing gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door twee gemachtigden.
Totstandkoming van de besluiten
1.1. Eiseres heeft zich op 14 maart 2024 bij verweerder gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
1.2. Verweerder heeft de aanvraag met het primaire besluit afgewezen, omdat de aanvraag te laat is gedaan. Eiseres kon zich tot 2 januari 2024 aanmelden en zij heeft onvoldoende redenen gegeven om op deze uiterste datum een uitzondering te maken.
1.3. Met het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd.
Beoordeling door de rechtbank
2.1. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres heeft mogen afwijzen aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden.
2.2. De rechtbank merkt vooraf op dat de aanvraag van eiseres ziet op de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat zij al geruime tijd medische klachten ervaart. Vanaf 2012 ontstonden er problemen met haar kinderopvangtoeslag. Zij is vervolgens in een sociale isolement beland. Eiseres heeft lange tijd met angst geleefd dat zij haar dochter zou kwijtraken. Zij heeft in deze periode alleen contact gehad met haar zus. Op haar advies heeft zij uiteindelijk na veel moeite ook gedurfd om een aanvraag in te dienen. Eiseres wenst met haar beroep te bereiken dat ze wordt erkend als gedupeerde van de toeslagenaffaire.
De hersteloperatie toeslagen
3.1. De Wet hersteloperatie toeslagen voorziet in een bestuursrechtelijke procedure voor de afhandeling van schade die is omkleed met alle waarborgen die de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) biedt. Op grond van artikel 6.1, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) dient een aanvraag voor compensatie ingediend te worden voor 2 januari 2024. Deze uiterste aanvraagdatum is door de wetgever dwingend geformuleerd. Een motie om de aanmeldingsdeadline voor gedupeerden te schrappen is door de Tweede Kamer verworpen.
3.2. Dat laat onverlet dat het kabinet van mening is dat ouders die zich in een bijzondere situatie bevinden waardoor het niet eerder mogelijk was zich aan te melden en die zich in een schrijnende situatie bevinden, kans moeten hebben hun zaak te laten beoordelen.
3.3. De hardheidsclausule wordt door verweerder niet lichtvaardig toegepast. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat een aanvrager zich tijdens de aanvraagperiode in een dermate schrijnende situatie moest bevinden dat diegene daardoor geen aanvraag kon indienen. Deze schrijnende situatie moet blijken uit objectieve stukken die het verhaal van de ouder ondersteunen. Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat ouders een ruime termijn van drie jaar hebben gekregen om zich aan te melden als gedupeerde. Via veel verschillende kanalen is de hersteloperatie onder de aandacht gebracht. Ouders konden zich volgens verweerder op een zeer laagdrempelige manier aanmelden als gedupeerde. Verweerder heeft voor de toepassing van de hardheidsclausule ook aansluiting gezocht bij uitspraken van de Centrale Raad van Beroep bij overschrijdingen van de aanmeldtermijn in bijstandszaken.
3.4. De rechtbank overweegt dat het zonder meer waar is dat ouders een ruime periode hebben gehad om zich aan te melden. De wetgever heeft bewust gekozen voor een aanmeldtermijn en verweerder heeft deze aanmeldtermijn ook breed onder de aandacht gebracht. Verweerder heeft dan ook aan deze door hem genoemde factoren gewicht mogen toekennen bij de beoordeling of een uitzondering gemaakt moet worden op de aanmeldtermijn. Daartegenover overweegt de rechtbank dat het in dit soort zaken gaat om mogelijke gedupeerden van een onrechtmatige overheidshandeling. Het kabinet heeft erkend dat in het verleden grote fouten zijn gemaakt en het doel van de regeling is om recht te doen aan mensen die onrecht is aangedaan en deze te compenseren. Het kabinet heeft daarom aangegeven dat het zich ruimhartig zal opstellen tegen gedupeerden. In dit verband kent verweerder bijvoorbeeld de mogelijkheid om coulant om te gaan met termijnoverschrijdingen in de bezwaarfase.
Heeft eiseres bijzondere omstandigheden aannemelijk gemaakt?
4.1. Eiseres voert aan dat zij door haar psychische gesteldheid lange tijd in een situatie heeft verkeerd waarin zij alles wat te maken had met de toeslagenaffaire moest vermijden. De traumatische ervaringen rondom de toeslagenaffaire hebben ertoe geleid dat zij niet in staat was haar belangen naar behoren te behartigen. Uiteindelijk heeft zij zich op aandringen van familie aangemeld. Haar blokkade ten aanzien van de toeslagenaffaire heeft een medisch-psychische oorzaak en komt direct voort uit de gebeurtenissen rondom de toeslagenaffaire. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een behandelplan van 18 juni 2025 van haar behandelend masterpsycholoog overgelegd. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat ze al twee keer op een sessie is geweest en dat er nog zeker vier sessies gepland staan.
4.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen redenen zijn om de hardheidsclausule toe te passen. Volgens verweerder heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van haar psychische klachten volledig buiten staat was om eerder een aanvraag in te dienen. Verweerder betrekt daarin dat eiseres in deze periode ook in staat was om te werken. Dat uit het behandelplan blijkt dat eiseres vermoedelijk klachten ervaart vanwege een Posttraumatische stressstoornis (hierna: PTSS) is voor verweerder onvoldoende. Bovendien blijkt hieruit volgens verweerder niet dat zij ook in de aanvraagperiode deze klachten had. Verder had eiseres volgens verweerder met behulp van anderen een aanvraag kunnen doen.
4.3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich vooralsnog op het standpunt mogen stellen dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank overweegt daartoe dat eiseres haar medische situatie weliswaar heeft onderbouwd met een behandelplan van haar psychologen, maar dat in dit stuk PTSS slechts als vermoedelijke diagnose is vermeld. Hieraan kan de rechtbank dan ook niet de conclusie verbinden dat eiseres niet in staat was haar belangen naar behoren te behartigen. Maar anders dan verweerder, is de rechtbank niet gebleken dat klachten door PTSS die zijn ontstaan door de toeslagaffaire geen verschoonbare termijnoverschrijding kunnen opleveren. Niet valt uit te sluiten dat door PTSS iemands doen-vermogen zodanig wordt aangetast dat hij zich volledig afzondert van alles wat met de toeslagenaffaire te maken heeft, waardoor het indienen van een aanvraag onmogelijk of onredelijk moeilijk wordt. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder dit desgevraagd ook onderkend, maar daarbij opgemerkt dat alleen een medicus dit kan bevestigen. In dat geval is het voorts niet redelijk om te oordelen dat het niet inschakelen van hulp een verwijtbare omstandigheid is, omdat de aandoening het vermogen daartoe ook kan belemmeren. Dat PTSS in het geval van eiseres niet is gediagnostiseerd tijdens de aanvraagperiode is in dit geval niet van doorslaggevend belang. De psychologen van eiseres kunnen namelijk ook op een later moment rapporteren of het al dan niet aannemelijk is dat haar doen-vermogen door PTSS-klachten waren aangetast. Anders dan verweerder op zitting lijkt te suggereren, kan aan het enkele feit dat eiseres in deze periode wel heeft gewerkt geen overwegende betekenis worden toegekend. Iemand met PTSS kan namelijk in staat zijn om te werken, ondanks zijn psychische klachten, maar tegelijkertijd door de aard en impact van de aandoening niet in staat zijn om een aanvraag in te dienen of te laten indienen. Met het behandelplan heeft eiseres een begin van aanvullend bewijs aangeleverd.
Burgerlus
5.1. De rechtbank ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding om eiseres een gelegenheid te geven om haar beroep op de hardheidsclausule nader te onderbouwen. Eiseres heeft namelijk op de zitting toegelicht dat zij op korte termijn informatie kan aanleveren over haar behandeling bij haar psycholoog. Binnen drie maanden kan haar behandelend psycholoog rapporteren over de vraag of en zo ja, in hoeverre eiseres door haar psychische klachten was aangetast in haar doen-vermogen om een aanvraag in te dienen. De rechtbank zal daarom het onderzoek heropenen en een tussenuitspraak doen.
5.2. De rechtbank zal eiseres tot en met 17 oktober 2025 (dit is vier maanden na de start van de behandeling) de tijd geven om nadere gegevens over haar medische situatie in het geding te brengen. Verweerder zal dan een termijn van vier weken krijgen om op deze gegevens te reageren.
Conclusie en gevolgen
6.1. De rechtbank zal eiseres in de gelegenheid stellen om haar standpunt ten aanzien van de hardheidsclausule nader te onderbouwen met gegevens over haar medische situatie. De rechtbank stelt de termijn waarbinnen eiseres haar standpunt nader kan onderbouwen tot uiterlijk 17 oktober 2025. De rechtbank stelt de termijn waarbinnen verweerder daarop mag reageren op vier weken. De rechtbank zal de behandeling van het beroep schorsen en elke verdere beslissing aanhouden.
6.2. In de einduitspraak zal de rechtbank beslissen met inachtneming van wat zij in deze tussenuitspraak al heeft overwogen, waarbij zij opmerkt dat het inbrengen van nieuwe geschilpunten in beginsel in strijd met de goede procesorde wordt geacht. In de einduitspraak wordt beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Beslissing
De rechtbank:
-
bepaalt dat het onderzoek wordt heropend;
-
stelt eiseres in de gelegenheid om uiterlijk op 17 oktober 2025 een nadere onderbouwing over te leggen als bedoeld in overweging 6.1.;
-
stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na de toezending van die onderbouwing daarop te reageren;
-
schorst de behandeling en houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.S. Man, voorzitter, mr. L.Z. Achouak el Idrissi en mr. D. Sullivan, leden, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier*.*De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Kamerstukken II 2023/24, 31 066, nr. 1306 (Motie Temmink over aanmeldingsdeadline toeslagenaffaire), verworpen bij Handelingen Tweede Kamer van 26 oktober 2023, nr 18, item 80.
Dit volgt uit de brief van de staatssecretaris aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 24 november 2023.
Verweerder heeft op de zitting onder meer gewezen op de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 5 mei 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:762.
Zie de Regeling Beleid procesrecht herstel toeslagen.
Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1301.
Zie onder meer de uitspraak van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.
Conclusie van 7 september 2023, ECLI:NL:CBB:2023:476.