Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:6053 - Rechtbank Amsterdam - 5 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:60535 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Civiel recht Kantonrechter

Zaaknummer: 10749368 \ CV EXPL 23-13509

Vonnis van 5 augustus 2025

in de zaak van

STICHTING NOORDWEST ZIEKENHUISGROEP, gevestigd te Alkmaar, eisende partij, gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,

tegen

[gedaagde], wonende [woonplaats] , gedaagde partij, niet verschenen.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 28 september 2023, met producties,

  • het tegen gedaagde partij verleende verstek.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De beoordeling

2.1. Eisende partij stelt in de dagvaarding dat zij ten behoeve van gedaagde partij medische hulp heeft verleend. De behandelingen zijn in opdracht en voor rekening uitgevoerd. Hiervoor zijn twee facturen gestuurd, die gedaagde partij niet heeft betaald. De vordering bedraagt € 3.771,43 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.

2.2. De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet in dat geval ambtshalve toetsen aan het consumentenrecht.

2.3. De informatieplichten zijn van ambtshalve toetsing uitgezonderd op grond van artikel 6:230h lid 2 sub d BW.

2.4. De bedingen van de overeenkomst moeten echter wel ambtshalve worden getoetst aan Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Bedingen die zien op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, zoals het beding over de prijs, zijn van toetsing op oneerlijkheid uitgezonderd, voor zover ze duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd (artikel 4 lid 2 van de richtlijn). Beoordeeld moet daarom worden of het prijsbeding voldoende transparant is. In dat kader is het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023 van belang (ECLI:EU:C:2023:14).

2.5. Uit dat arrest volgt dat gedaagde partij voorafgaand aan de behandeling(en) kennis heeft moeten kunnen nemen van de kosten van de behandeling(en). Vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, moet de handelaar informatie verstrekken die de consument in staat stelt bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen. Als dat niet of onvoldoende is gebeurd, zal het prijsbeding op oneerlijkheid in de zin van de richtlijn moeten worden getoetst. De algemene stellingen van eisende partij dat gedaagde partij via de website van eisende partij of bij de informatiebalie kennis had kunnen nemen van alle relevante informatie, zoals de kosten, volstaan zonder nadere toelichting en onderbouwing, geconcretiseerd naar de specifieke situatie van gedaagde partij, niet. Nu eisende partij zich hierover nog niet heeft uitgelaten, krijgt zij de gelegenheid dat alsnog bij akte te doen. Eisende partij zal zich daarbij ook moeten uitlaten over de vraag waarom de gefactureerde bedragen niet, zoals gebruikelijk, gedekt worden door de zorgverzekering van gedaagde partij.

2.6. Uit de onderliggende facturen blijkt dat van toepassing zijn verklaard de ‘Algemene Betalingsvoorwaarden gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar d.d. 3 november 2005 onder nummer 391/2005’. Deze algemene voorwaarden heeft eisende partij niet overgelegd, terwijl de bedingen die daarin staan moeten worden getoetst. Op grond van de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger) moet de kantonrechter immers ook als eisende partij zich in de procedure niet beroept op het toepasselijke beding, maar op de wet, ambtshalve onderzoeken of het beding in de voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Als een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan ingevolge deze arresten geen aanspraak meer worden gemaakt op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dit punt worden afgewezen. Eisende partij dient daarom de van toepassing verklaarde algemene voorwaarden in het geding te brengen, zich uit te laten over de bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd en de (on)eerlijkheid daarvan.

2.7. De zaak wordt voor akte uitlating en overlegging stukken door eisende partij verwezen naar de rol.

2.8. Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.

2.9. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3 De beslissing

De kantonrechter

3.1. verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 2 september 2025 om 10.00 uur voor het nemen van een akte door eisende partij zoals hiervoor is overwogen,

3.2. bepaalt dat eisende partij de akte ten minste twee weken voor deze rolzitting aan gedaagde partij moet sturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.8,

3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.

991