Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:5553 - Loonvordering bij situatieve arbeidsongeschiktheid: oordeel bedrijfsarts is doorslaggevend - 24 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:555324 juli 2025

Essentie

De rechtbank wijst de vordering tot 100% loondoorbetaling af. Zolang de bedrijfsarts medische beperkingen vaststelt, is er sprake van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte (art. 7:629 BW). Pas na het oordeel van de bedrijfsarts dat er geen medische beperkingen meer zijn, kan er sprake zijn van situatieve arbeidsongeschiktheid.

Rechtsgebieden

Civiel RechtArbeidsrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht Kantonrechter

Zaaknummer: 11725410 \ KK EXPL 25-353

Vonnis in kort geding van 24 juli 2025

in de zaak van

[eiser], wonende te [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , gemachtigde: mr. S. Buzhu,

tegen

GEMEENTE AMSTERDAM, gevestigd te Amsterdam, gedaagde partij, hierna te noemen: de Gemeente Amsterdam, gemachtigde: mr. S.L. Haasdijk.

1 De procedure

1.1. Bij dagvaarding van 4 juni 2025 met producties heeft [eiser] een voorziening gevorderd.

1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2025. [eiser] is verschenen bijgestaan door de gemachtigde. Namens de Gemeente Amsterdam zijn [naam 1] (Teamleider) en [naam 2] (Afdelingsmanager) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde.

1.3. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

2.1. [eiser] is sinds 14 januari 2019 in dienst bij de Gemeente Amsterdam in de functie [naam functie] , binnen het team Fiscaal Advies en Control (FAC).

2.2. In maart 2023 heeft de nieuwe teamleider geconstateerd dat de verhoudingen in het team verstoord waren. Een door hem teamtraject met een externe begeleider is na gesprekken met de teamleden afgebroken. Eind 2023 is een nieuw teamtraject ingezet met een externe begeleider met ervaring op het gebied van diversiteit en inclusie, mevrouw [naam 3] . Dit teamtraject was gericht op verbetering van de onderlinge verhoudingen en samenwerking.

2.3. [eiser] heeft zich op 20 februari 2024 ziekgemeld.

2.4. De bedrijfsarts heeft op 29 april 2024 het volgende geconcludeerd en geadviseerd in de probleemanalyse, voor zover relevant: “Het verzuim is op basis van een medische aandoening, werkgerelateerde factoren hebben bijgedragen aan het verzuim. (…) Re-integratiemogelijkheden, nu | binnenkort Is binnenkort inzetbaar, maak een werkhervattingsplan. Re-integratiemogelijkheden, op den duur Einddoel: Volledige werkhervatting in de eigen functie Visie (bedrijfs)arts: Ik verwacht dat de betrokkene binnen 4 maanden dit doel kan behalen. (…) Beperkingen

- Uw werknemer is beperkt in energie en daardoor in werkuren.

- Uw werknemer ervaart belemmeringen in de concentratie en het geheugen.

- Er is een stijgende lijn in herstel en uw werknemer is belast voor arbeid.

Advies Interventie

- Gezien de huidige beperkingen adviseer ik om deskundige hulp in te schakelen voor uw werknemer, binnenkort ontvangt u hierover een extra interventieadvies.

- Ik adviseer om de gesprekken met de mediator voort te zetten.

(…)”.

2.5. Op 13 mei 2024 heeft de Gemeente Amsterdam, nadat partijen op 8 mei 2024 een gesprek hebben gehad over de mogelijkheden voor een start van de re-integratie, een mail gestuurd aan [eiser] waarin randvoorwaarden staan beschreven voor de re-integratie. Kort samengevat komen deze randvoorwaarden erop neer dat [eiser] de structuur van het team dient te accepteren, dat er geen nieuw team-traject zal worden opgestart, dat solistisch re-integreren niet mogelijk is en dat [eiser] beschuldigingen aan twee collega’s van grensoverschrijdend gedrag en dat zijn functioneel leidinggevende niet van de inhoud is dient terug te trekken.

2.6. Op 15 mei 2024 heeft [eiser] per e-mail geantwoord op de Gemeente Amsterdam. [eiser] geeft aan dat hij zich niet kan vinden in de inhoud van de e-mail van de Gemeente Amsterdam en stelt voor om het advies van de bedrijfsarts op te volgen en de mediation bij [naam 3] of andere mediator voort te zetten.

2.7. De bedrijfsarts heeft op 18 juni 2024 het volgende geconcludeerd en geadviseerd in de evaluatie, voor zover relevant: (…) Beperkingen Voor de beschrijving van de beperkingen, mogelijkheden of belemmeringen verwijs ik naar het vorige advies. Advies Interventie - Gezien de werkgerelateerde factoren die de start van de re-integratie tot nu toe hebben verminderd is mijn advies om onafhankelijke deskundige hulp, mediation, in te schakelen om jullie hierbij te helpen. Binnenkort ontvangen jullie voor het inschakelen van deskundige hulp een extra interventieadvies. (…)”.

2.8. Op 5 september 2024 zijn partijen een mediationtraject gestart. Dit traject is geëindigd op 25 maart 2025.

2.9. De bedrijfsarts heeft op 7 januari 2025 een inzetbaarheidsprofiel opgesteld waarbij hij een arbeidsdeskundig onderzoek adviseert. Verder beschrijft de bedrijfsarts daarin, voor zover relevant: “Het inzetbaarheidsprofiel Werktijden Uw werknemer is nog beperkt in zijn energie en daarmee in werktijden, deze beperking is tijdelijke vanwege de geleidelijke opbouw naar volledige contracturen.” Verder concludeert en adviseert de bedrijfsarts het volgende in de evaluatie van 7 januari 2025: (…) Beperkingen Zie inzetbaarheidsprofiel 07-01-2025 (…)”.

2.10. De bedrijfsarts heeft op 7 april 2025 in de evaluatie, voor zover relevant, het volgende geconcludeerd en geadviseerd: “Visie (bedrijfs)arts: Conform het vorige advies 07-01-2025, is er medisch gezien geen reden waarom er geen start gemaakt kan worden met de werkhervatting met werkzaamheden horend bij de eigen functie, ik verwacht dat uw werknemer volledig inzetbaar is voor zijn eigen functie (mits er geleidelijk word opgebouwd in uren), medisch gezien kan de ziekmelding daarom worden afgesloten. Echter speelt er een arbeidsconflict waardoor de re-integratie tot op heden nog niet is gestart, terwijl uw werknemer medisch gezien wel kan werken, er lijkt sprake te zijn van situatieve arbeidsongeschiktheid. (…) Beperkingen Er zijn geen functionele beperkingen meer te duiden ten aanzien van de in Nederland gangbare arbeid, er is geen arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek. Echter speelt er een arbeidsconflict waardoor de re-integratie tot op heden nog niet is gestart, terwijl uw werknemer medisch gezien wel kan werken. Er lijkt sprake te zijn van situatieve arbeidsongeschiktheid. (…)”.

2.11. In de periode van 18 februari 2025 tot 7 april 2025 heeft de Gemeente Amsterdam 70% van het loon van [eiser] uitbetaald aan [eiser] . Na 7 april 2025 heeft de Gemeente Amsterdam weer 100% van het loon aan [eiser] uitbetaald.

2.12. [eiser] heeft tot op heden zijn werkzaamheden bij de Gemeente Amsterdam niet hervat.

3 Het geschil

3.1. [eiser] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente Amsterdam te veroordelen tot betaling aan [eiser] van:

3.2. [eiser] stelt – kort gezegd – dat de Gemeente Amsterdam ten onrechte over voornoemde periode slechts 70% van het loon heeft uitbetaald. Omdat er sprake is van situatieve arbeidsongeschiktheid, heeft [eiser] op grond van artikel 7:628 lid 1 BW recht op volledige loondoorbetaling. Als gevolg van de situatieve arbeidsongeschiktheid heeft [eiser] niet gewerkt in voornoemde periode. De gemeente Amsterdam stelt onredelijke voorwaarden aan de re-integratie en heeft het advies van de bedrijfsarts naast zich neergelegd. Deze oorzaken moeten voor rekening van de Gemeente Amsterdam komen.

3.3. Gemeente Amsterdam voert verweer. Gemeente Amsterdam concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

3.4. Gemeente Amsterdam voert het volgende aan. Omdat [eiser] op 18 februari 2025 langer dan 52 weken arbeidsongeschikt was door ziekte, heeft hij op grond van artikel 7.1 Personeelsregelingen Gemeente Amsterdam (PGA) recht op doorbetaling van 70% van het loon. Op 18 februari 2025 was [eiser] arbeidsongeschikt wegens een medische aandoening, wat betekent dat hij ziek was in de zin van artikel 7:629 BW en dat de situatie als bedoeld in artikel 7:628 lid 1 BW niet van toepassing is. Vanaf de datum (7 april 2025) dat de bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat er geen sprake meer is van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, maar enkel van situatieve arbeidsongeschiktheid, heeft de Gemeente Amsterdam weer 100% van het loon uitbetaald.

3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De kantonrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de kantonrechter mede betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.

spoedeisend belang

4.2. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen en is door de Gemeente Amsterdam ook niet (formeel) weersproken.

arbeidsongeschikt wegens ziekte of situatieve arbeidsongeschiktheid?

4.3. Partijen zijn het eens dat [eiser] in de periode van 18 februari 2025 tot 7 april 2025 recht heeft op doorbetaling van zijn loon wegens arbeidsongeschiktheid, maar verschillen van mening over de vraag of dit 70% dan wel 100% van het overeengekomen loon moet zijn. Kern van dit geschil betreft de vraag op grond van welk artikel [eiser] zijn loonaanspraak kan doen gelden.

4.4. [eiser] stelt dat artikel 7:628 lid 1 BW van toepassing is. Het eerste lid bepaalt dat de werknemer het recht op loon behoudt in geval hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. [eiser] stelt dat het te wijten is aan de Gemeente Amsterdam dat hij in voornoemde periode niet kon werken en dat hij daarom recht heeft op 100% doorbetaling van het overeengekomen loon. Er is immers sprake van situatieve arbeidsongeschiktheid.

4.5. De Gemeente Amsterdam betwist dat artikel 7:628 lid 1 BW van toepassing is en stelt dat artikel 7:629 BW van toepassing is, omdat [eiser] arbeidsongeschikt was wegens ziekte in de zin van dit artikel. Uit dit artikel en uit artikel 7.1 PGA volgt dat vanaf de 53e ziekteweek 70% van het salaris wordt uitbetaald aan werknemers. Dit is van toepassing op de situatie van [eiser] , nu uit de adviezen van de bedrijfsarts volgt dat [eiser] tot 7 april 2025 in medische zin arbeidsongeschikt was.

4.6. Het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dat er bij [eiser] in voornoemde periode sprake was van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek en daarom artikel 7:629 BW van toepassing is op zijn situatie. Hiervoor is het volgende van belang. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] op 18 februari 2025 langer dan 52 weken was ziekgemeld. Dat brengt in beginsel met zich mee dat de Gemeente Amsterdam slechts gehouden is 70% van het overeengekomen loon uit te betalen. Voor de vraag of [eiser] op 18 februari 2025 arbeidsongeschikt was wegens ziekte dan wel dat er sprake was van situatieve arbeidsongeschiktheid, zijn de evaluaties van de bedrijfsarts van belang. In het eerste verslag van de bedrijfsarts op 29 april 2024 is het volgende gesteld: “Het verzuim is op basis van een medische aandoening, werkgerelateerde factoren hebben bijgedragen aan het verzuim.” Er was dus sprake van ziekte. In de evaluatie van 18 juni 2024 wordt voor de beperkingen verwezen naar dit eerdere verslag. Op 18 februari 2025, het moment dat [eiser] langer dan 52 weken was ziekgemeld, waren het inzetbaarheidsprofiel en de evaluatie de bedrijfsarts van beiden 7 januari 2025 het meest recent. Op dat moment was [eiser] nog beperkt in zijn energie en kon er een start worden gemaakt met de re-integratie. Hieruit volgt niet dat er geen sprake meer was van medische beperkingen. Er moet dan ook van uitgegaan worden dat er nog steeds sprake is van medische beperkingen. Pas uit de evaluatie van 7 april 2025 volgt, in ondubbelzinnige bewoordingen, dat er géén medische beperkingen meer zijn bij [eiser] . Zo schrijft de bedrijfsarts: “ten tijde van dit consult acht ik hem[lees: [eiser] ] volledig inzetbaar voor zijn eigen werk (…), medisch gezien kan de ziekmelding daarom worden afgesloten, (…) er lijkt sprake te zijn van situatieve arbeidsongeschiktheid. (…), Er zijn geen functionele beperkingen meer te duiden ten aanzien van de in Nederland gangbare arbeid, er is geen arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek. (…) Medisch gezien is uw werknemer hersteld en is er geen verdere verzuimbegeleiding vanuit Zorg van de Zaak noodzakelijk. (…)”. Het had in het licht voor voornoemde adviezen van de bedrijfsarts op de weg van [eiser] gelegen om aannemelijk te maken dat hij op 18 februari 2025 niet meer door ziekte arbeidsongeschikt was. Dit heeft hij onvoldoende gedaan. Dit maakt dat het voorlopig oordeel is dat [eiser] op 18 februari 2025 nog ziek was in de zin van artikel 7:629 BW en dat er geen sprake was van situatieve arbeidsongeschiktheid. Artikel 7:628 lid 1 BW is dan niet van toepassing. Dat, zoals de bedrijfsarts heeft gerapporteerd, “werkgerelateerde factoren hebben bijgedragen aan het verzuim” maakt nog niet dat sprake is van situatieve arbeidsongeschiktheid. De Gemeente Amsterdam heeft terecht over voornoemde periode 70% van het overeengekomen loon uitbetaald. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

de proceskosten

4.7. [eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Gemeente Amsterdam worden begroot op:

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. wijst de vorderingen van [eiser] af,

5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 610,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025, in aanwezigheid van de griffier mr. S.H.I. Hoestra.

61289