Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:5459 - Rechtbank Amsterdam - 17 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:545917 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Afdeling privaatrecht

kantonrechter: mr. E.J. Otten zaaknummer: 11658737 WM VERZ 25-4468 beslissing van: 17 juli 2025 func.: 65186

Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 17 juli 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[adres] verder: betrokkene

Namens wie beroep is ingesteld door: Appjection B.V. mr. M. Lagas verder: gemachtigde

welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 2 mei 2024 en is gericht tegen de beslissing van 26 maart 2024 van de officier van justitie (verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene.

Aan betrokkene is bij beschikking van 13 september 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. De gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep – na gemachtigde gehoord te hebben – ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft de gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 17 juli 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.

Namens gemachtigde is de heer [naam] ter zitting verschenen.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Gemachtigde voert aan dat taxivervoer volgens wet- en regelgeving valt onder het onderbord ‘uitgezonderd lijnbus’. Artikel 1, onderdeel v, van het RVV 1990 geeft de definitie van lijnbus: “motorvoertuig, gebezigd voor het verrichten van openbaar vervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000”. Onder openbaar vervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000 wordt op grond van artikel 1, onderdeel h, van deze wet verstaan “het voor een ieder openstaand persoonvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig.” Artikel 2, lid 2 Wet personenvervoer 2000 geeft aan dat kan worden bepaald dat deze wet van toepassing kan worden verklaard op vervoer dat overeenkomst vertoont met openbaar vervoer. In artikel 6, lid 1 van het Besluit Personenvervoer 2000 is een groot aantal bepalingen van overeenkomstige toepassing verklaard op voor een ieder openstaand vervoer per auto dat niet volgens een dienstregeling wordt verricht. In de toelichting van het Besluit wordt aangegeven dat dit vervoer ook wel openbaar vervoer op afroep wordt genoemd. Het vervoer komt in de plaats van of is een aanvulling op het openbaar vervoer dat wordt verricht krachtens een door die overheid verleende concessie aan diezelfde of een andere vervoerder.

Met andere woorden, taxi’s voldoen aan de definitie van 'lijnbus'. Betrokkene valt daarom als taxichauffeur onder de uitzondering “lijnbussen”, daarom bestaat er geen rechtsgrond voor het opleggen van de sanctie. Betrokkene verzoekt de sanctie te vernietigen.

  1. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat het C12 bordt geldt voor alle motorvoertuigen, en dat de enige uitzondering in het onderbord is aangegeven, namelijk voor lijnbussen. Er geldt geen uitzondering voor openbaar vervoer, maar slechts voor lijnbussen. Een taxi is in het algemeen geen lijnbus, zie de definitie in artikel 1 van het RVV 1990. Hier is niet onderbouwd dat sprake is van aanvullend openbaar vervoer. Daarom geldt deze uitzondering niet voor betrokkene.

  2. Het volgende wordt overwogen.

Taxivervoer valt onder het onderbord ‘uitgezonderd lijnbus’

  1. Op het onderbord onder het bord C12 staat dat er een uitzondering geldt voor lijnbussen. Betrokkene is taxichauffeur. De uitzondering van de RVV en daarop gebaseerde regelingen is niet van toepassing op alle taxi’s, maar alleen op een bepaalde groep taxi’s. Namelijk aanvullend openbaar vervoer en openbaar vervoer op afroep. Betrokkene heeft onvoldoende feitelijke gegevens aangevoerd, waardoor niet aannemelijk wordt dat zijn taxi gelijkgesteld is met een lijnbus als bedoeld in de regelgeving. Dit verweer faalt.

Gedraging

  1. Uit het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht blijkt dat de overtreding automatisch is geconstateerd en op een digitale foto is vastgelegd. De camera is geplaatst na het bord C12 met onderbord ‘uitgezonderd lijnbussen’. De camera heeft vastgelegd dat het voornoemde voertuig kwam uit de westelijke richting van de Ditlaar en reed in oostelijke richting naar het Wielercircuit. De camera heeft vastgelegd dat de bestuurder van het voertuig het bord C12 negeerde en de geslotenverklaring in reed. De juiste plaatsing van de verkeersborden wordt maandelijks geschouwd door een boa. In het dossier bevinden zich twee schouwrapporten van de bebording, daterend van voor en na de aan betrokkene verweten gedraging en hieruit blijkt dat de bebording – zowel het bord C12 als het vooraankondigingsbord – op beide momenten ter plaatse aanwezig was en conform de wet en regelgeving was geplaatst.

  2. Betrokkene heeft een boete gekregen voor het inrijden van een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt. De Sloterweg is aan de westzijde met ingang van 1 juli 2023 afgesloten voor verkeer met uitzondering van lijnbussen. Van 1 juli 2023 tot en met 31 augustus 2023 is door de gemeente een waarschuwingsperiode van kracht. Als in deze periode toch een boete is opgelegd, is een ingesteld beroep gegrond. In de periode van 16 oktober tot en met 1 november heeft er op de Sloterweg een tekstkar gestaan met de mededeling dat vanaf 1 november 2023 de weg niet zou mogen worden ingereden. Dit betrof een andere weg, maar heeft wel tot onduidelijke situatie geleid. Als in deze periode een boete is opgelegd, is een ingesteld beroep gegrond. Boetes die zijn opgelegd voor overtredingen met betrekking tot de geslotenverklaring in andere periodes zijn in beginsel terecht opgelegd en een ingesteld beroep daarover ongegrond. Dit geldt ook voor het beroep van betrokkene nu de overtreding is geconstateerd op eerdergenoemde datum.

  3. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene de gedraging heeft verricht, zodat geen aanleiding is te oordelen dat de sanctie ten onrechte aan betrokkene is opgelegd. De aangevoerde omstandigheden geven geen aanleiding tot matiging.

Proceskostenvergoeding

  1. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Betrokkene wordt in de onderhavige zaak volledig in het ongelijk gesteld. Voor toekenning van een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De kantonrechter:

De griffier De kantonrechter

Datum verzending

Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.