ECLI:NL:RBAMS:2025:5385 - Rechtbank Amsterdam - 15 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht Kantonrechter
Zaaknummer: 9824452 \ CV EXPL 22-5413
Vonnis van 15 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NS REIZIGERS B.V., gevestigd te Utrecht, eisende partij, hierna te noemen: NS, gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen),
tegen
[gedaagde], wonende te [woonplaats] , gedaagde partij, niet verschenen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 30 maart 2022, met producties,
-
het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De beoordeling
2.1. NS vordert, kort gezegd, onbetaald gelaten kosten voor het gebruik van een ov-fiets. Gevorderd wordt een hoofdsom van € 253,85 bestaande uit een dagtarief van een ov-fiets van € 3,85 en een vergoeding vanwege het niet (tijdig) inleveren van de fiets van € 250,00. Daarnaast vordert NS rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
2.2. De overeenkomsten die in deze procedure centraal staan zijn gesloten tussen NS als handelaar en gedaagde partij als consument. In dat geval moet ambtshalve worden getoetst aan het consumentenrecht. Onder meer moet worden getoetst of NS de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Ook moeten de bedingen in de overeenkomst worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.3. Om gebruik te kunnen maken van een ov-fiets, moet eerst een overeenkomst worden gesloten met NS OV-fiets B.V. waarbij er een kosteloos ov-fiets abonnement op de persoonlijke ov-chipkaart wordt gezet. Ingevolge artikel 5 lid 1 van de Productvoorwaarden NS OV-fiets B.V. (hierna: de productvoorwaarden) komt zo’n abonnement tot stand via de website van NS. Nadat een verificatietarief van € 0,01 door middel van iDeal is betaald zodat NS een machtiging heeft om de huur te incasseren en per e-mail een activatiebevestiging is ontvangen kan een ov-fiets worden gehuurd.
2.4. Vorenbedoeld abonnement, waarop de Productvoorwaarden Abonnementen Consumenten van toepassing zijn verklaard, wordt gekwalificeerd als een kredietovereenkomst, omdat de huur van een ov-fiets achteraf kan worden betaald zonder dat daarvoor kosten in rekening worden gebracht. De financiële dienstverlening betreft dus een kosteloos uitstel van betaling. Deze vorm van krediet is op grond van artikel 7:58 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) uitgezonderd van de verplichtingen uit Titel 2A van Boek 7 BW.
2.5. Gelet op het kosteloze ov-fiets abonnement van gedaagde partij en de hiervoor besproken juridische kwalificatie daarvan, is toetsing van de informatieplichten niet aan de orde, omdat het een (kosteloze) financiële dienstverlening van NS betreft. Daarop zijn de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v BW niet van toepassing, gelet op de uitzondering als bedoeld in artikel 6:230h lid 2 onder b BW. De enige betalingsverplichting die gedaagde partij kan hebben vloeit voort uit het huren van een ov-fiets, dan wel ingeval van wanbetaling buitengerechtelijke incassokosten op grond van een beding in de Productvoorwaarden Abonnementen Consumenten, welk beding is getoetst en niet oneerlijk is bevonden omdat wordt verwezen naar en aangesloten bij de wettelijke regeling.
2.6. Uit artikel 1 van de productvoorwaarden volgt dat bij het gebruikmaken van een ov-fiets steeds een aparte huurovereenkomst wordt gesloten met NS OV-fiets B.V. Huurovereenkomsten als de onderhavige komen dus ter plekke in de verkoopruimte van NS tot stand, zodat sprake is van een overeenkomst ‘anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte’. In dat geval moet NS bij het sluiten van iedere huurovereenkomst voldoen aan de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). NS heeft echter niet gesteld hoe NS OV-fiets B.V. aan deze informatieplichten heeft voldaan voorafgaand aan iedere huurovereenkomst. Hierover zal NS zich bij akte gemotiveerd moeten uitlaten.
2.7. De hoogte van de huurprijzen ziet op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst. Ingevolge artikel 4 lid 2 van de richtlijn heeft de beoordeling van het oneerlijke karakter van bedingen geen betrekking op bepalingen van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.
2.8. Dit vereiste van transparantie houdt onder meer de verplichting in om de consument vóór sluiting van de overeenkomst alle informatie te verstrekken die hij nodig heeft om de economische gevolgen van deze bedingen te begrijpen en met kennis van zaken te beslissen of hij zich contractueel wil verbinden. De consument moet dus kennis kunnen nemen van alle bedingen van een overeenkomst voordat deze wordt gesloten (ECLI:EU:C:2023:311). Als een beding niet transparant is, leidt dat nog niet direct tot het oordeel dat het beding ook oneerlijk is, maar het is wel een belangrijk element binnen die toets. Het gaat uiteindelijk om de vraag of het beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort of kan verstoren.
2.9. Ook in dat kader is het van belang dat de tarieven van de verschillende huurovereenkomsten, voorafgaand aan het sluiten daarvan, aan gedaagde partij zijn kenbaar gemaakt. NS krijgt daarom de gelegenheid om te laten zien hoe de tarieven voor de huur van een OV-fiets aan gedaagde partij zijn meegedeeld. NS moet dat toelichten met stukken dan wel ander bewijs. Het enkele stellen dat gedaagde partij tijdig is ingelicht is niet voldoende.
2.10. NS dient zich tot slot uit te laten over de bedingen die aan de afzonderlijke onderdelen van de vordering ten grondslag zijn, of kunnen worden gelegd. Op grond van de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger) moet de kantonrechter ook als NS zich in de procedure niet beroept op het toepasselijke beding, maar op de wet, ambtshalve onderzoeken of het beding in de voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Indien een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan ingevolge deze arresten geen aanspraak meer worden gemaakt op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dit punt worden afgewezen.
2.11. De zaak wordt voor akte uitlating door NS verwezen naar de rol.
2.12. NS dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. NS wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.13. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3 De beslissing
De kantonrechter
3.1. verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 5 augustus 2025 om 10.00 uur voor akte uitlating door NS over het bepaalde in overwegingen 2.6, 2.9 en 2.10,
3.2. bepaalt dat NS de akte aan gedaagde partij moet toesturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.12,
3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.
991