Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:5290 - Rechtbank Amsterdam - 18 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:529018 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/769171 / FA RK 25-3568 (AvL/WvL)

Beschikking van 18 juli 2025 betreffende verzoek voogdijoverdracht

in de zaak van:

JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen JBRA,

tegen

de william schrikker stichting jeugdbescherming en jeugdreclassering , gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de WSS,

betreffende de minderjarige

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] ,

Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming,regio Amsterdam,locatie Amsterdam,hierna te noemen: de Raad.

Als belanghebbende is aangemerkt: [de moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats 1] , advocaat mr. P.A.J. van Putten te Almere.

[de vader] , zonder vaste woon-of verblijfplaats is de vader.

1 De procedure

1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

1.2. De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 9 juli 2025 en is voortgezet op 14 juli 2025 omdat de WSS niet was verschenen op 9 juli 2025. Tijdens deze behandelingen zijn verschenen: mevrouw [naam 1] namens de Raad de heer [naam 2] namens JBRA met mevrouw [naam 3] (op 9 juli 2025) en mevrouw [naam 4] (op 14 juli 2025), de heer [naam 5] , gebiedsmanager, namens de WSS (op 14 juli 2025). Mr. Van Putten heeft telefonisch laten weten niet te zullen verschijnen. Mr. Schwartz, advocaat van [minderjarige] , was ook bij de behandeling van dit verzoek aanwezig nu gelijktijdig het verzoek over de gesloten plaatsing van [minderjarige] behandeld is.

Na afloop van de zitting is afgesproken dat de WSS uiterlijk op 18 juli 2025 het standpunt op het verzoek van JBRA zal laten weten aan de rechtbank.

2 De feiten

2.1. Bij beschikking van 22 juli 2011 is [minderjarige] onder toezicht gesteld en is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend die hierna meermaals zijn verlengd.

2.2. Bij beschikking van 19 maart 2014 is JBRA met de voogdij belast over [minderjarige] .

2.3. Bij beschikking van 11 april 2025 is voorlopige omgang bepaald tussen de moeder en [minderjarige] en is het verzoek van de moeder tot omgang voor het overige aangehouden.

2.4. [minderjarige] woonde ten tijde van de indiening van onderhavig verzoek bij Pluryn, locatie [locatie 1] . Bij beschikking van 10 juli 2025 is een machtiging gesloten plaatsing verleend voor [minderjarige] tot 18 juli 2025. Bij beschikking van 14 juli 2025 is die beschikking gehandhaafd en is aansluitend machtiging verleend voor een gesloten plaatsing tot 10 november 2025. Op grond van deze machtiging verblijft [minderjarige] op dit moment in de gesloten instelling van Pluryn in [locatie 2] .

3 Het verzoek en het verweer

3.1. JBRA heeft verzocht uit de voogdij te worden ontslagen met benoeming van de WSS tot nieuwe voogd.

4 De standpunten

4.1. JBRA wenst dat de voogdij bij de WSS wordt belegd gelet op de problematiek die speelt, het toekomstperspectief van [minderjarige] als hij over twee jaar achttien jaar wordt en [minderjarige] heeft laten weten dat hij zijn voogd vaker wil zien terwijl JBRA in Amsterdam is gevestigd en [minderjarige] in [woonplaats 2] woont. De WSS is een landelijke organisatie en kan een lokale medewerker aanstellen. De WSS had vanaf het begin als voogd betrokken moeten zijn. Bij aanvang van de voogdij is dat duidelijk niet goed gegaan. De voogd van JBRA die al de jaren betrokken is geweest, is inmiddels voogd-af. Er is nog geen nieuwe voogd binnen JBRA. [minderjarige] staat op de monitorlijst.

4.2. De WSS is tegen de overdracht. De bereidverklaring is niet getekend omdat geen aanvullende stukken waren verstrekt ondanks verzoek van de WSS. Inmiddels is er op het laatste moment aanvullende informatie verstrekt, maar deze is onvolledig en roept veel vragen op. Er is bijvoorbeeld geen verklarende analyse dan wel woonperspectief vastgesteld. Uit de documenten blijkt niet aan wek toekomstperspectief is gewerkt in de afgelopen jaren. Het is ook onvoldoende duidelijk hoe het met de veiligheid van [minderjarige] is gesteld. Het verzoek is dus onvoldoende onderbouwd en dan kan de WSS geen bereidverklaring afgeven. JBRA is bovendien al sinds 2011 betrokken en de casus is nooit eerder aan de WSS voorgelegd terwijl daartoe alle gelegenheid was. [minderjarige] past op zich wel bij de doelgroep van de WSS. Zijn casus past bij de expertise van de WSS, maar al die jaren is er geen verzoek door JBRA tot voogdijoverdracht gedaan. Nu is hij bijna volwassen. Dat duurt nog maar 1,5 jaar. De WSS zit niet in wat zij kunnen toevoegen. Het perspectief van [minderjarige] is onduidelijk. [minderjarige] zit nu in [locatie 2] . Als hij veel naar zijn moeder in [woonplaats 1] gaat en daar ligt het perspectief, dan moet er ook bij WSS intern weer een overdracht komen.

4.3. Na de zitting heeft de WSS de zaak nog eens intern besproken en aan de directie voorgelegd. Vervolgens heeft de WSS de rechtbank bericht dat het standpunt ongewijzigd is. De WSS is niet bereid de voogdij over te nemen. Omdat er nog zoveel onduidelijk is, kan de WSS geen bereidverklaring geven en zou [minderjarige] tekort worden gedaan omdat er belangrijke informatie ontbreekt. De suggestie van de Raad ter zitting dat de Raad, bij weigering door de WSS, mogelijk een verzoek zal doen tot een voorlopige ondertoezichtstelling na beëindiging van de voogdij, om zodoende de WSS alsnog betrokken te laten worden, is oneigenlijk. Dat is niet de wijze waarop met elkaar samengewerkt moet worden. In dat geval zou bovendien de huidige gesloten machtiging komen te vervallen.

4.4. Namens de Raad is aangevoerd dat het standpunt van de WSS laakbaar is en onbegrijpelijk. De Raad is het eens met de overdracht. [minderjarige] wil dichter bij de moeder gaan wonen. Sturing is nodig ook voor na zijn 18-verjaardag. De WSS heeft de expertise. Aan alle kanten hoort de zaak bij de WSS thuis. De enkele redenering dat JBRA de zaak al zo lang doet, is geen ter zake doend argument. Bij aanvang van de voogdij is het niet goed gegaan. De Raad had voor de WSS moeten kiezen, maar ook JBRA heeft al die jaren niet gekozen voor voogdijoverdracht. Er zijn alleen maar brandjes geblust en er is niet aan zijn toekomst gedacht. Door de rechter zijn toen twee bijzondere curatoren benoemd en toen is de zaak gaan rollen. De bedoeling is nu dat er kennis en kunde voor [minderjarige] ingezet wordt; in zijn belang. Er moet een perspectiefplan komen. Daarvoor is de WSS nodig. Alle gewenste informatie kan JBRA aan de WSS verstrekken. Er is ook een variant waarbij geen voogdijoverdracht nodig is; namelijk door de voogdij van JBRA te beëindigen en weer bij moeder te beleggen en een VOTS verzoek in te dienen en die bij de WSS laten beleggen. De Raad kan eventueel zelf een dergelijk verzoek indienen.

5 De beoordeling

5.1. Ingevolge artikel 1:322 BW kan iedere voogd zich van zijn bediening doen ontslaan, indien een daartoe bevoegd persoon/gecertificeerde instelling zich schriftelijk bereid heeft verklaard de voogdij over te nemen, en de rechtbank dit in het belang van de minderjarigen acht. Nu de WSS bij het standpunt blijft, geen bereidverklaring te verstrekken, rest de rechtbank geen andere mogelijkheid dan het verzoek af te wijzen. De wet voorziet immers niet in de mogelijkheid zonder instemmingsverklaring de uitvoering van de voogdij te wijzigen.

5.2. De rechtbank zal derhalve het verzochte afwijzen. De rechtbank vindt de gang van zaken zorgwekkend. [minderjarige] verdient het een voogd te krijgen die zich om hem bekommert, met hem in gesprek gaat en met hem gaat nadenken over zijn toekomst, zijn perspectief gaat uitstippelen en hiertoe de praktische zaken gaat regelen. De rechtbank verwacht van JBRA dat zij aan [minderjarige] nu de hoogste prioriteit geven en voor hem op zeer korte termijn een nieuwe voogd aanwijzen, die zich voor hem gaat inzetten.

6 De beslissing

  • wijst het verzoek van JBRA af.

Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Luijck, rechter tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.C. van Lavieren, griffier, op 18 juli 2025.[1]

Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).Het beroep moet worden ingesteld:- door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;- door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.


Voetnoten

Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).Het beroep moet worden ingesteld:- door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;- door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.