ECLI:NL:RBAMS:2024:6444 - Rechtbank Amsterdam - 21 oktober 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
vonnis
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 11307046 CV EXPL 24-11830 vonnis van: 22 oktober 2024 fno.: 506
I n z a k e
statutair gevestigd te Hilversum eiseres gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen
t e g e n
wonende te [woonplaats] gedaagde niet verschenen
Eiseres heeft gedaagde gedagvaard. Gedaagde is niet verschenen. Tegen gedaagde is verstek verleend. De datum voor vonnis is bepaald op vandaag.
Gronden van de beslissing
1. De overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten met een consument, zodat ambtshalve toetsing aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht moet plaatsvinden, in het bijzonder aan de Richtlijn 93/13 EG (Richtlijn oneerlijke bedingen).
2. Eiseres heeft de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en de algemene voorwaarden in het geding gebracht, zodat de kantonrechter ambtshalve kan beoordelen of de bedingen die daarin staan een oneerlijk karakter hebben.
3. Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Voor het toetsingsmoment moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is daarom de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen regeling zouden hebben getroffen.
4. Eiseres heeft bij dagvaarding het standpunt ingenomen dat in de algemene voorwaarden geen bepalingen staan die kunnen worden aangemerkt als oneerlijk in de zin van Richtlijn 93/13 EEG.
5. Eiseres stelt voorts in de dagvaarding dat er in de huurovereenkomst wel een huurverhogingsbeding is opgenomen welke kennelijk als oneerlijk wordt beschouwd en zij, zoals velen, in afwachting is van de beslissing van de Hoge Raad op de, over dit beding gestelde, prejudiciële vragen. Eiseres acht het, gezien de hoogte van de achterstand, niet verantwoord om deze zaak verder aan te houden en af te wachten totdat er duidelijkheid is of het huurverhogingsbeding volledig, deels of in het geheel oneerlijk is. De huurachterstand van gedaagde bedraagt, aldus eiseres, vier maanden en zij heeft de vordering in deze zaak daarom beperkt tot vier maanden kale huurprijs van € 890,00 zoals is opgenomen in de huurovereenkomst van 18 december 2020 vermeerderd met servicekosten.
6. Het betreft geliberaliseerde huur. De bedingen die voor de beoordeling van de onderhavige vordering relevant zijn, te weten de artikelen 4.1 en 4,2 (voorschot kosten nutsvoorzieningen met individuele meter en servicekosten), 12.1 eerste zin (wettelijke rente) en 12.1 tweede zin (buitengerechtelijke incassokosten) van de Algemene huurvoorwaarden woonruimte de Alliantie 1 november 2017 (verder: de algemene voorwaarden) zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
7. Nu eiseres haar vordering met betrekking tot huurachterstand heeft beperkt tot vier maandtermijnen kale huurprijs per datum aanvang van de huurovereenkomst, vermeerderd met de servicekosten, kan het toetsen van de bedingen die betrekking hebben op de huurprijswijziging (artikel 4.3 van de huurovereenkomst en artikel 12.4 (2de alinea) van de algemene voorwaarden) achterwege blijven.
De vordering
8. De vordering komt voorts niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor het geval een deel van het gevorderde niet is toegewezen en/of hieronder anders is overwogen.
9. De buitengerechtelijke kosten worden ten hoogste toegewezen conform de op de onderhavige vordering toepasselijke maatstaven en het eventueel meer gevorderde wordt afgewezen.
10. Eiseres heeft een machtiging gevorderd om zelf de ontruiming te bewerkstelligen. Dit is onverenigbaar met artikel 556 lid 1 Rv, dat voorschrijft dat de gedwongen ontruiming geschiedt door de deurwaarder. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging voor het inroepen van de hulp van de sterke arm. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard*.*De door eiseres gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, zal dan ook worden afgewezen.
BESLISSING
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak aan het adres [adres] ;
veroordeelt gedaagde om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege gedaagde bevindt, binnen twee weken na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van eiseres te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
veroordeelt gedaagde om te betalen aan eiseres: a) € 3.789,12 ter zake van achterstallige huur, berekend tot en met de maand augustus 2024, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de voldoening; b) € 609,73 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten; c) € 947,28 per maand vanaf 1 september 2024 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden;
veroordeelt de gedaagde in de kosten van het geding, aan de zijde van de eiseres tot aan deze uitspraak begroot op: € 136,72 aan explootkosten, € 271,00 aan salaris gemachtigde en € 496,00 aan griffierecht, voor zover van toepassing, inclusief BTW;
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 68,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.