ECLI:NL:RBAMS:2024:5769 - Rechtbank Amsterdam - 11 september 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
RECHTBANK AMSTERDAM
Civiel recht Kantonrechter
Zaaknummer: 11066474 \ CV EXPL 24-4010 Vonnis van: 12 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in het incident
in de zaak van
1 [eiser 1]
wonende te [woonplaats 1] , 2. [eiser 2] , wonende te [woonplaats 2] , EN DE 1021 ANDERE EISERSzoals vermeld op pagina’s 2 tot en met 25 van het op 17 april 2024 betekende herstelexploot, waar 1023 eisers met naam en woonplaats staan opgesomd, eisende partijen, hierna te noemen: eisers, gemachtigden: mr. M.T.M. Koedooder, mr. J.F.E. Beins en mr. L.Q. Jolink,
tegen
ENECO CONSUMENTEN B.V., gevestigd te Rotterdam, gedaagde partij, hierna te noemen: Eneco, gemachtigden: mr. G.A. de Jongh, mr. J.A. van de Hel en mr. J.E. Janssen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties (en het nadien uitgebrachte herstelexploot);
-
de rolmededeling van 30 mei 2024;
-
de dagbepaling van de regiezitting; - de akte houdende eiswijziging van eisers.
1.2. Op 30 augustus 2024 heeft de regiezitting plaatsgevonden. Namens eisers zijn verschenen mrs. M.T.M. Koedooder, J.F.E. Beins en L.Q. Jolink. Namens Eneco zijn verschenen mrs. G.A. de Jongh en J.A. van de Hel, vergezeld door [naam 2] , hoofd juridische zaken, [naam 3] , bedrijfsjurist, en [naam 1] , afdeling klantbehoud. Partijen hebben hun procedurele standpunten uiteengezet en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3. Ten slotte is vonnis in incident bepaald.
2 Het geschil
in de hoofdzaak:
2.1. Eisers vorderen – samengevat – :
primair een verklaring voor recht dat:
subsidiair een verklaring voor recht dat:
meer subsidiair een verklaring voor recht dat:
met in alle gevallen een veroordeling van Eneco in rente en kosten.
2.2. Oorspronkelijk vorderden eisers bovendien – kort gezegd – betaling aan iedere individuele eiser van de in productie 1 bij dagvaarding genoemde bedragen, maar eisers hebben dit bij eisvermindering ingetrokken.
2.3. Eisers leggen – kort samengevat – aan hun vordering ten grondslag dat zij als consumenten en kleinverbruikers energie afnamen bij Welkom, dat failliet ging. Nu Eneco de klanten van Welkom vrijwillig heeft overgenomen, diende zij de gehele rechtsverhouding, dus ook de (voorwaarden van de) tussen de individuele eisers en Welkom gesloten overeenkomsten, over te nemen. Eisers verwijten Eneco dat zij dat heeft verzuimd en dat Eneco eisers hierover onjuist heeft geïnformeerd. Hierdoor hebben zij schade geleden, omdat zij na het faillissement werden geconfronteerd met de hogere tarieven van Eneco. Dat is op grond van de wettelijke regeling die van toepassing is op faillissementen van energiebedrijven niet mogelijk bij een vrijwillige overname van een klantenbestand, aldus eisers. Namens eisers is in de dagvaarding verder toegelicht dat zij allemaal een rechtsbijstandsverzekering hebben bij Stichting Achmea Rechtsbijstand, de DAS, Univé of Klaverblad. Die rechtsbijstandsverzekeraars hebben de claims van hun verzekerden gebundeld en de huidige gemachtigden gevraagd voor hen in rechte op te treden. Zij hebben allen een vordering gebaseerd op hetzelfde feitenpatroon en identieke juridische grondslagen, aldus nog steeds eisers.
in het incident:
2.4. Eneco heeft nog niet inhoudelijk op de vordering gereageerd. Wel heeft Eneco verzocht om een ruimere termijn voor antwoord. Daarnaast heeft Eneco laten weten dat de zaak volgens haar moet worden gesplitst, waarna het grootst deel van de individuele zaken wegens onbevoegdheid van deze rechtbank moet worden verwezen naar een andere rechtbank. Tot slot heeft Eneco verzocht om een meervoudige behandeling.
2.5. Eisers hebben zich onder meer tegen splitsing van de zaak verzet. Volgens hen is deze rechtbank bovendien wel bevoegd van de zaak kennis te nemen.
3 De beoordeling
in het incident:
3.1. Tijdens de regiezitting is allereerst het aangekondigde voornemen om het geding te splitsen met partijen besproken.
3.2. De rechter kan een aanhangig gemaakt geding (ambtshalve) splitsen op grond dat tussen de vorderingen van eisers geen zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling wettigen (zie HR 27 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6384).
3.3. Met Eneco wordt geoordeeld dat het geding moet worden gesplitst in individuele zaken per eiser. De vorderingen van eisers zijn weliswaar gelijkluidend, maar aangezien iedere eiser een eigen overeenkomst met Eneco stelt te hebben (gehad) en iedere overeenkomst op haar eigen merites moet worden beoordeeld, is geen sprake van een dusdanige samenhang dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling wettigen. Zo heeft Eneco tijdens de regiezitting bijvoorbeeld onder meer naar voren gebracht dat haar is gebleken dat niet alle individuele eisers in haar systemen voorkomen. Per eiser zal dus moeten worden beoordeeld wat de concrete situatie is, of sprake is van ongevraagde levering, welke informatie is verstrekt en of bij die eiser sprake is van dwaling.
3.4. Bovendien zal per eiser moeten worden beoordeeld of de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, waar eisers de zaak hebben aangebracht, relatief bevoegd is. Eneco is gevestigd in Rotterdam, zodat de rechtbank Rotterdam op grond van artikel 99 Rv in ieder geval relatief bevoegd is. Op grond van artikel 101 Rv is kort gezegd bij consumentenovereenkomsten mede bevoegd de rechter van de woonplaats van die consument. Maar de individuele eisers wonen verspreid over heel Nederland. Uit een na de regiezitting door eisers toegestuurd overzicht blijkt dat (slechts) 16 van de 1023 eisers binnen het arrondissement van deze rechtbank wonen. Ten aanzien van de rest van de eisers kan de rechtbank Amsterdam geen bevoegdheid ontlenen aan artikel 101 Rv.
3.5. Het geding zal dus worden gesplitst. Gevolg hiervan is onder meer dat per eiser een procesdossier dient te worden aangeleverd en griffierecht zal moeten worden betaald. De zaken van de individuele eisers die binnen het arrondissement van deze rechtbank wonen, kunnen hier behandeld worden (op grond van artikel 101 Rv). Ten aanzien van de individuele eisers die elders wonen, kan deze rechtbank geen bevoegdheid ontlenen aan artikel 101 Rv, noch aan een andere bevoegdheidsgrond. De zaken van die eisers zullen daarom worden verwezen naar de rechtbank Rotterdam (artikel 110 lid 2 jo 99 Rv).
3.6. Namens eisers is tijdens de regiezitting verzocht om de zaak voorafgaande aan de beslissing tot splitsing twee weken aan te houden, opdat eisers zich over voortprocederen na splitsing kunnen beraden. Dit verzoek wordt ingewilligd. De zaak wordt daarom naar de rol verwezen van donderdag 26 september 2024. Op die roldatum kunnen eisers zich bij akte uitlaten over de wens tot voortprocederen. Voor de duidelijkheid wijst de kantonrechter er op dat daarbij dus geen ruimte is voor inhoudelijke argumenten en dat de in overweging 3.5 genoemde beslissingen (tot splitsing en gedeeltelijke verwijzing naar de rechtbank Rotterdam) in zoverre vastliggen. Partijen zullen vervolgens worden geïnformeerd over het vervolg van de procedure.
3.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in de hoofdzaak
3.8. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4 De beslissing
De kantonrechter
in het incident
4.1. verwijst de zaak naar de rol van donderdag 26 september 2024 om 10.00 uur voor akte uitlating eisers over voortprocederen;
4.2. houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak:
4.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.B. Cramwinckel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024 in aanwezigheid van mr. S. Homringhausen, griffier.
991