Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Tweede titel. De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
Derde afdeling. Relatieve bevoegdheid
Artikel 110

Artikel 110 (Relatieve bevoegdheid verweer en verwijzing)

Laatste versie

1. Het verweer dat de rechter niet relatief bevoegd is, wordt op straffe van verval van het recht daartoe gevoerd vóór alle weren ten gronde. In zaken waarin de vordering ten hoogste € 25.000 beloopt, zaken betreffende een individuele arbeidsovereenkomst en zaken als bedoeld in artikel 101 en 103, tweede zin, beoordeelt de rechter ook zonder daartoe strekkend verweer of hij relatief bevoegd is.

2. Indien de rechter beslist dat niet hij, maar een andere rechter relatief bevoegd is, verwijst hij de zaak naar deze rechter. Artikel 74, eerste lid en derde lid, eerste zin, zijn van toepassing.

3. Tegen een vonnis waarbij een verweer als bedoeld in het eerste lid wordt verworpen of de zaak naar een andere rechter wordt verwezen, is geen hogere voorziening toegelaten. De rechter naar wie de zaak is verwezen, is aan die verwijzing gebonden. De vorige zin mist toepassing indien de rechter zich tevens absoluut onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar een hogere rechter.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het verweer dat de rechter niet relatief bevoegd is, wordt op straffe van verval van het recht daartoe gevoerd vóór alle weren ten gronde. In zaken waarin de vordering ten hoogste € 25.000 beloopt, zaken betreffende een individuele arbeidsovereenkomst en zaken als bedoeld in artikel 101 en 103, tweede zin, beoordeelt de rechter ook zonder daartoe strekkend verweer of hij relatief bevoegd is.

Dit betekent letterlijk: Het argument (verweer) dat de rechter geografisch niet bevoegd is (niet relatief bevoegd), moet worden aangevoerd voordat men andere inhoudelijke verweren (weren ten gronde) presenteert. Gebeurt dit niet, dan vervalt het recht om dit verweer te voeren (op straffe van verval van het recht daartoe). Echter, in bepaalde gevallen beoordeelt de rechter uit eigen beweging (ook zonder daartoe strekkend verweer) of hij relatief bevoegd is. Dit geldt voor:

  • zaken waarin de vordering een bedrag van maximaal € 25.000 betreft (ten hoogste € 25.000 beloopt);
  • zaken die gaan over een individuele arbeidsovereenkomst;
  • en zaken zoals omschreven in artikel 101 en artikel 103, tweede zin, van dit wetboek.

2. Indien de rechter beslist dat niet hij, maar een andere rechter relatief bevoegd is, verwijst hij de zaak naar deze rechter. Artikel 74, eerste lid en derde lid, eerste zin, zijn van toepassing.

Dit betekent letterlijk: Als de rechter oordeelt (beslist) dat hijzelf niet de relatief bevoegde rechter is, maar dat een andere rechter dat wel is, dan stuurt hij de zaak door (verwijst hij de zaak) naar die andere, bevoegde rechter. Hierbij zijn de bepalingen van artikel 74, eerste lid en derde lid, eerste zin, van dit wetboek van toepassing.

3. Tegen een vonnis waarbij een verweer als bedoeld in het eerste lid wordt verworpen of de zaak naar een andere rechter wordt verwezen, is geen hogere voorziening toegelaten. De rechter naar wie de zaak is verwezen, is aan die verwijzing gebonden. De vorige zin mist toepassing indien de rechter zich tevens absoluut onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar een hogere rechter.

Dit betekent letterlijk: Tegen een rechterlijke uitspraak (vonnis) waarin een verweer over de relatieve bevoegdheid (zoals genoemd in het eerste lid) wordt afgewezen (verworpen), of waarin de zaak naar een andere rechter wordt doorverwezen, kan men niet in hoger beroep of cassatie gaan (is geen hogere voorziening toegelaten). De rechter naar wie de zaak is doorverwezen, moet deze verwijzing accepteren en de zaak behandelen (is aan die verwijzing gebonden). Deze laatste regel (de vorige zin) geldt echter niet (mist toepassing) als de verwijzende rechter niet alleen oordeelt dat hij relatief onbevoegd is, maar zich tegelijkertijd ook absoluut onbevoegd verklaart (bijvoorbeeld omdat de zaak bij een ander type gerecht thuishoort) én de zaak verwijst naar een hogere rechter.