ECLI:NL:RBAMS:2024:5238 - Rechtbank Amsterdam - 21 augustus 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13/190895-24 RK nummer: 24/016638
Datum beschikking: 22 augustus 2024
BESCHIKKING
op het klaagschrift ex artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvorderingvan:
[klager] , geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Suriname), zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, nu gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen: klager.
1 Procesgang
Het klaagschrift is op 5 juli 2024 ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 8 augustus 2024 het klaagschrift behandeld en klager, zijn raadsvrouw, mr. Y.A. Samseij, advocaat te Amsterdam (waarnemend voor haar kantoorgenoot, mr. A. Zeeman), en de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, in openbare raadkamer gehoord.
2 Feiten en omstandigheden
De Belgische autoriteiten hebben door middel van een Europees onderzoeksbevel (EOB) van 17 juni 2024 verzocht om de overdracht van op grond van een eerder EOB in Nederland afgeluisterde telefoongesprekken van de opgeëiste persoon en om het overgaan tot het uitlezen van een tweetal onder de opgeëiste persoon in beslag genomen telefoons.
Het klaagschrift is gelijktijdig behandeld met een Europees Arrestatiebevel van de Belgische autoriteiten van 6 juni 2024 (hierna EAB I).
De officier van justitie heeft ter zitting gesteld dat het EOB in samenhang moet worden gelezen met het gestelde in het EAB I.
De rechtbank stelt vast dat in dat EAB, naast de overlevering van de opgeëiste persoon, tevens wordt verzocht om de overdracht van de gsm-toestellen in bezit van de opgeëiste persoon. Ter zitting heeft de officier van justitie in dit verband toegelicht dat de vordering tot het in behandeling nemen van dit EAB I is gecorrigeerd in die zin dat in het kader van de overlevering niet langer een beslissing van de rechtbank wordt gevraagd om de gsm-toestellen over te dragen. Dit is echter nog steeds de wens van de Belgische autoriteiten. De Belgische autoriteiten verwachtten dat sneller over de telefoons zou kunnen worden beschikt als daarom via een EOB zou worden verzocht. Ter uitvoering van het EOB is er door het Openbaar Ministerie voor gekozen de telefoons niet door de Nederlandse recherche uit te laten lezen maar om de telefoons zoals is verzocht door de Belgische autoriteiten fysiek over te dragen zodat het onderzoek aan de telefoons door de Belgische autoriteiten kan worden verricht, aldus de officier van justitie.
De rechtbank kan de gegeven toelichting over de achtergrond van de correctie op de vordering volgen. Hieruit begrijpt de rechtbank dat nog steeds, en thans in het kader van het EOB, wordt verzocht de telefoons aan België over te dragen. Bij de verdere beoordeling van het klaagschrift zal dit in aanmerking worden genomen.
Het verzoek van België is gedaan in verband met een strafrechtelijk onderzoek tegen klager ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals omschreven in het EOB.
Op 13 juni 2024 zijn de twee telefoons in het kader van een aanhouding op grond van artikel 21, eerste lid OLW in beslag genomen. Deze inbeslagname heeft initieel plaatsgevonden op grond van artikel 49 OLW en is later, naar aanleiding van het nu voorliggende EOB, omgezet naar beslag op grond van artikel 5.4.1 en volgende van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Het gaat om de volgende telefoons:
3 Inhoud klaagschrift en standpunt klager
Het klaagschrift strekt tot teruggave van de telefoons en verzet zich tegen het uitlezen van de telefoons. Er zijn geen valide argumenten voor de stelling dat de inbeslaggenomen goederen gekoppeld kunnen worden aan enig crimineel handelen. Het voortduren van het beslag kan geen enkele bijdrage leveren aan de waarheidsvinding. Daarnaast is het niet aan Nederland om bewijs naar België te sturen, aldus de raadsvrouw.
4 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard. Het is, gelet op de Belgische verdenking, evident dat de telefoons als bewijs kunnen dienen.
5 Het oordeel van de rechtbank
Toetsingskader Het systeem van het EOB is gestoeld op het beginsel van wederzijdse erkenning. Dat brengt met zich dat de ruimte om af te zien van erkenning en tenuitvoerlegging van een EOB beperkt is.
In (onder meer) zijn arrest van 21 december 2021
Bij de behandeling van een dergelijk klaagschrift wordt geen onderzoek gedaan naar de gronden voor het uitvaardigen van het EOB. Evenmin wordt de proportionaliteit van de inbeslagneming en van de daarop volgende overdracht van voorwerpen getoetst.
Daarentegen moet wel worden beoordeeld of zich – gelet op de artikelen 5.4.3, 5.4.4 en 5.4.6 Sv – een grond voordoet voor het weigeren van de erkenning of de uitvoering van het EOB, dan wel voor uitstel van de erkenning of de uitvoering van het EOB. Daarnaast kan, indien aan de orde, ook worden beoordeeld of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, rechtmatig is toegepast, welke beoordeling overigens is beperkt tot een onderzoek naar de formaliteiten waaraan de inbeslagneming moet voldoen. Verder staat aan de rechtbank ter beoordeling of de in beslag genomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat bevel beoogt te verkrijgen.
Bij de beoordeling van een klaagschrift dat betrekking heeft op inbeslagneming op grond van een EOB is ten slotte niet de vraag aan de orde of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat wordt verondersteld aanwezig te zijn.
Oordeel van de rechtbank In het licht van het hiervoor geschetste toetsingskader overweegt de rechtbank als volgt.
Het voorliggende EOB voldoet aan de in artikel 5.4.3 Sv gestelde eisen, er doen zich geen van de in artikel 5.4.4 Sv genoemde weigeringsgronden voor en er is geen sprake van één van de in artikel 5.4.6 genoemde situaties.
Gelet hierop zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren
6 Beslissing
De rechtbank verklaart het beklag ONGEGROND.
Deze beslissing is op 22 augustus 2024 gegeven en in het openbaar uitgesproken door: mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter, mrs. A.R.P.J. Davids en A.K. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier.
ECLI:NL:HR:2021:1940.