Terug naar bibliotheek
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2025:873 - Parket bij de Hoge Raad - 26 augustus 2025

Arrest

ECLI:NL:PHR:2025:87326 augustus 2025

Rechtsgebieden

StrafrechtStrafprocesrecht

Arrest inhoud

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 24/00558

Zitting 26 augustus 2025

CONCLUSIE

M.E. van Wees

In de zaak

[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996, hierna: de verdachte.

Inleiding

1.1 De verdachte is bij arrest van 16 augustus 2023 door het gerechtshof Den Haag[1] niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam waarbij de verdachte is veroordeeld wegens “eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening” tot een geldboete van € 300,-, subsidiair zes dagen hechtenis. De politierechter heeft daarnaast de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast.

1.2 Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.

Het middel

2.1 Het middel bevat de klacht dat het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 16 augustus 2023 en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, omdat geen proces-verbaal van die terechtzitting is opgemaakt.

2.2 Op grond van art. 326 lid 1 Sv houdt de griffier het proces-verbaal van de terechtzitting, waarin aantekening geschiedt van de vormen die in acht zijn genomen en van al wat met betrekking tot de zaak op de terechtzitting voorvalt.

2.3 Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich geen proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 augustus 2023, maar wel een brief van de teamvoorzitter van het gerechtshof Den Haag. Deze brief houdt in:

“Geachte voorzitter van de strafkamer bij de Hoge Raad,

Hierbij informeer ik u dat in het eindarrest van bovengenoemde zaak staat vermeld dat dit is gewezen door drie raadsheren. Gebleken is echter dat de zitting feitelijk enkelvoudig is gehouden. Derhalve is het proces-verbaal van de terechtzitting niet uitgewerkt.

Van belang is dat deze informatie beschikbaar is in de cassatieprocedure, zodat eventuele rechtsgevolgen in het verdere verloop van de procedure kunnen worden betrokken.

Hoogachtend, Namens het MT van het gerechtshof Den Haag, (…) Teamvoorzitter”

2.4 Op grond van deze brief moet worden aangenomen dat geen proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is opgemaakt.

2.5 Het middel is terecht voorgesteld.[2]

Afronding

  1. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Parketnummer 22-002024-22.

Vgl. HR 16 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:235.


Voetnoten

Parketnummer 22-002024-22.

Vgl. HR 16 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:235.