Arrest inhoud

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/03740 Zitting 7 oktober 2025

CONCLUSIE

P.H.P.H.M.C. van Kempen

In de zaak

[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, hierna: de verdachte

1 Inleiding

1.1 De verdachte is bij arrest van 14 september 2023 (parketnr. 21-005389-22) door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens in de zaak met parketnr. 18-093000-20 onder 1 “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd” en onder 2 “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” en in de zaak met parketnr. 18-277156-20 “poging tot oplichting”, veroordeeld tot een voorwaardelijke een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

1.2 Er bestaat samenhang met de ontnemingszaak tegen de verdachte met nummer 23/03742. In deze zaak concludeer ik vandaag ook.

1.3 Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. M.J. van Berlo en R.J. Baumgardt, beiden advocaat in Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.

2 Waar het in cassatie om gaat

2.1 De verdachte heeft twee oogsten van ongeveer 92 hennepplanten geteeld en samen met een ander 745 gram hennep aanwezig gehad. Ook heeft de verdachte geprobeerd Enexis Netbeheer B.V. op te lichten door een te lage elektriciteitsmeterstand door te geven. In cassatie draait het om de toewijzing door het hof van de vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. voor zover het gaat om de post “kosten voor verbruik elektriciteit 64507 kWh x € 0,05090”. Geklaagd wordt dat de benadeelde partij deze schade niet heeft geleden, aangezien het misdrijf niet is voltooid. Voordat het middel wordt besproken wordt ingegaan op de ontvankelijkheid van het cassatieberoep.

2.2 Deze conclusie strekt tot vernietiging.

3 De ontvankelijkheid van het cassatieberoep

3.1 De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102 m.nt. Borgers, geoordeeld dat een door de verdachte bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat op de wijze van art. 450 lid 3 Sv beroep in cassatie kan instellen door een daartoe strekkende schriftelijke bijzondere volmacht aan een griffiemedewerker te verlenen. De schriftelijke bijzondere volmacht waarmee de advocaat een griffiemedewerker volmachtigt om cassatieberoep in te stellen moet de verklaring van de advocaat bevatten dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van cassatieberoep.[1]

3.2 In de onderhavige zaak houdt de schriftelijke bijzondere volmacht van de raadsman van de verdachte aan de griffiemedewerker niet de verklaring van de advocaat in dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van cassatieberoep. Deze onvolkomenheid hoeft echter niet te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, aangezien namens de verdachte via het webportaal[2] een cassatieschriftuur is ingediend door advocaten die daarbij verklaren dat zij daartoe bepaaldelijk zijn gevolmachtigd door de verdachte. Hieruit kan met terugwerkende kracht de wens van de verdachte tot het rechtsgeldig instellen van cassatieberoep worden afgeleid.[3]

3.3 De verdachte kan in het cassatieberoep worden ontvangen.

4 Het middel

4.1 Het middel bevat de klacht dat het oordeel van het hof over de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, althans onvoldoende is gemotiveerd, aangezien het misdrijf waardoor de schade zou zijn veroorzaakt niet is voltooid en de schade nog niet is toegebracht.

4.2 Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnr. 18-287156-20 bewezenverklaard dat:

“hij in de periode van 7 augustus 2019 tot en met 26 maart 2020 in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, Enexis Netbeheer BV te bewegen tot het teniet doen van een inschuld, te weten het vaststellen van de meterstand van de elektriciteitsmeter op 36.772 kWh (terwijl de werkelijke meterstand aanzienlijk hoger was, te weten 94.637 kWh) en (daarmee) het lager vaststellen van het verschuldigde bedrag voor de levering van elektriciteit de meterstand heeft teruggedraaid of laten terugdraaien en (vervolgens) een foto van de (teruggedraaide) meterstand verzonden naar het energiebedrijf, als ware het de werkelijke stand van dat moment, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”

4.3 Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:

Bewijsoverweging ten aanzien van het tenlastegelegde onder 18-287156-20

[…]

Oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat de namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder 18-287156-20 worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof verenigt zich met de hierna cursief weergegeven bewijsvoering en overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.

“Feit onder parketnummer 18/287156-20

1. De door verdachte ter zitting van 24 november 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Het energiecontractstond op mijn naam. Ik heb vanaf 2013 zelf de meterstanden doorgegeven aan Enexis .

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2020, inclusief bijlagen, aanvullend opgenomen bij het dossier van Politie Noord-Nederland […] d.d. 10 maart 2020, inhoudend als verklaring van [betrokkene 1] namens Enexis Netbeheer B.V.: Enexis Netbeheer B.V. transporteert en distribueert energie haar de contractant van pand [a-straat 1] [plaats] . Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van Enexis Netbeheer B.V. en de installaties in de meterkast van het genoemde pand heeft de fraude-inspecteur het volgende vastgesteld. Tijdens de instap van de politie i.v.m. een hennepkwekerij op het adres [a-straat 1] te [plaats] heeft de fraude inspecteur van Enexis Netbeheer een meterstand genoteerd van 94.637 kW. Hiervan zijn door de fraude inspecteur foto’s gemaakt. Enexis Netbeheer heeft de stand doorgegeven aan de leverancier (Essent) van de contractant. In het verbruikerssysteem is de meterstand nogmaals gecheckt. Toen bleek dat niet de stand 94.637 kW maar 36.772 kW in het systeem stond. Verder onderzoek bracht aan het licht dat de leverancier (Essent) van [verdachte] een verzoek heeft ingediend bij Enexis Netbeheer om de meterstand te wijzigen in 36.772 kW. De leverancier heeft tevens een foto van de meterstand, gemaakt door [verdachte] , meegestuurd.

3. Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van Enexis Meters & Meterdata d.d. 10 februari 2021, ter terechtzitting ingebracht door de benadeelde partij Enexis ter nadere onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding, voor zover inhoudend: kWh-meter: Landis & Gyr Fabr. Nummer: 3164J746 Adres: [a-straat 1] [plaats] De kWh-meterzegelschroeven waarmee de kWh-meter telwerkkap bevestigd is, vertonen beschadigingen. Dit duidt erop dat deze kWh-meterzegelschroeven open en weer dicht zijn gedraaid. De kWh-meterzegelschroeven zijn niet los en vast te draaien zonder de originele kWh-meter fabrieksverzegeling te verwijderen. Als de kWh-meter fabrieksverzegeling verwijderd is, kan de kWh-meter telwerkkap geopend worden. De kWh-meter heeft een verzegeling die niet door de fabrikant wordt gebruikt voor het verzegelen van deze kWh-meter. Onderzoek wijst uit dat de kWh-meter beschadigingen vertoont aan het kWh-meter telwerk. Een kWh-telwerk cilinderrol is ten opzichte van zijn meenemer verschoven, dit kan alleen door krachten van buiten af gebeuren. Aan de hand van de bevindingen van het onderzoek valt niet anders te concluderen dat de registratie van de afgenomen energie niet juist kan worden vastgesteld.

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.

Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft gepoogd om Enexis Netbeheer B.V. op te lichten door de stroommeter terug te draaien en een onjuiste meterstand door te geven aan de leverancier. Verdachte was contractant en heeft de meterstanden vanaf 2013 telkens zelfstandig aan de leverancier doorgegeven. Tijdens de instap van de politie is een hoge meterstand genoteerd. Verdachte heeft een veel lagere meterstand doorgegeven en uit het onderzoek naar de meter blijkt dat er is geknoeid met de verzegeling.”

Het hof overweegt dat de primair tenlastegelegde pleegplaats, [plaats] , niet volgt uit de beschikbare bewijsmiddelen. Daarom zal in de bewezenverklaring als pleegplaats van de poging tot oplichting het impliciet subsidiair tenlastegelegde ‘in Nederland’ worden opgenomen.”

4.4 Het hof heeft in de strafmotivering onder meer het volgende overwogen:

“Voorts heeft verdachte geprobeerd Enexis netbeheer B.V. op te lichten door een te lage elektriciteitsmeterstand door te geven. Het spreekt voor zich dat als gevolg van de handelwijze van verdachte aan Enexis schade zou zijn toegebracht, als de afrekening op die onjuiste opgave zou zijn gebaseerd.”

4.5 Het hof heeft over de gevorderde schadevergoeding van de benadeelde partij overwogen:

Vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.077,14, bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 4.170,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2019, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet-betaling 51 dagen gijzeling. Voor het overige is de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast is de verdachte veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot gedeeltelijke toewijzing gelijk aan de beslissing van de rechtbank.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de elektriciteitsmeter heeft gemanipuleerd en de vordering op die grond zou moeten worden afgewezen. In haar subsidiaire standpunt heeft de verdediging betoogd dat de posten ‘gasmeter’ en ‘gasverbruik’ niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, nu deze schade geen verband houdt met de tenlastelegging. Ook heeft de raadsvrouw verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu de benadeelde partij een professioneel bedrijf betreft.

Oordeel van het hof

De benadeelde partij Enexis netbeheer B.V., voor wie mr. S.J. Heijtlager, advocaat te Zwolle, als gemachtigde optreedt, heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

De vordering van de benadeelde partij bestaat uit de volgende posten:

Materiële schade bestaande uit:

Omschrijving materiële schade Bedrag Administratiekosten € 397,84 1 Fase elektriciteitsmeter € 21,23 1 gasmeter G4 € 43,75 uurtarief inspecteur (dag) 3 uur x € 78,00 € 234,00 verbruik elektriciteit 64507 kWh x € 0,05090 € 3,283,41 verbruik gas 3837 x € 0,22500 € 863,33 kosten metercontrole Gas en Elektrisch € 233,58 Totaal materiële schade € 5.077,14

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-287156-20 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

De gevorderde posten: ‘administratiekosten’, ‘1 fase elektriciteitsmeter’, uurtarief inspecteur (dag) 3 uur x € 78,00’, verbruik elektriciteit 64507 kWh x € 0,05090’ en kosten metercontrole gas en elektrisch’ acht het hof voldoende onderbouwd. De vordering is in zoverre onvoldoende/niet betwist. Het hof zal de vordering in zoverre toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2019.

Het hof oordeelt dat de vordering voor zover inhoudende de materiële posten: ‘1 gasmeter G4’ en ‘verbruik gas 3837 x € 0,22500’ onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij wordt ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk verkIaard.

Proceskosten

Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die Enexis netbeheer B.V. heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

[…]

BESLISSING

Het hof:

[…]

Vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Enexis Netbeheer ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-287156-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 4.170,06 (vierduizend honderdzeventig euro en zes cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Enexis Netbeheer , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-287156-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.170,06 (vierduizend honderdzeventig euro en zes cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 51 (eenenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 7 augustus 2019.”

4.6 Bij de stukken bevindt zich een ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ van de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. van 15 maart 2021. Dit formulier houdt onder meer in:

4A Materiële schade […] Omschrijving materiële schade Bedrag […] verbruik elektriciteit 64507 kWh x € 0,05090 € 3.283,41”

4.7 De bijlagen bij dit ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ houden onder meer in:

“Verklaring aangever, gemachtigde

[…]

Manipulatie / beschadiging gasmeter

Uit onderzoek bleek dat de gasmeter is beschadigd en/of gemanipuleerd, met als doel de correcte registratie van de afgenomen hoeveelheid energie te beïnvloeden. Hiervoor heeft Enexis Netbeheer geen toestemming verleend. Voor meer uitleg zie de foto’s en of het ‘Rapport onderzoek gasmeter’

Bij de berekening van het huishoudelijk verbruik ben ik uitgegaan van historische verbruik over de periode 13.04.2011 tot 10.04.2013 bij gas en bij elektra over de 13.04.2011 tot 24.04.2012. De standen in deze periode zijn fysieke opnames door een medewerker van Enexis Netbeheer B.V. Uit deze berekening komt het volgende resultaat. Berekening E er is in totaal 6.642 kW gefraudeerd, voor gas is dat 3.837 m3.

De fraude-inspecteur heeft op 07.08.2019 een stand opgenomen van 94.637 kWh. Op 15.08.2019 heeft de contractant ( [verdachte] ) een foto ingeleverd bij de leverancier met een stand van 36.772 kW, dat is 57.865 kW minder. In de berekening ben ik uitgegaan van 57.865 kW t.b.v. de hennepkwekerij. Van dit feit is op 26 maart 2020 aangifte van Valsheid in geschrifte gedaan, artikel 225 Wetboek van Strafrecht BVH nr. 2019208180 onderzoek Hamster.

[…]

Factuur

Hierbij brengen wij de door ons geleden schade in rekening. De schade is geconstateerd tijdens het bezoek van een medewerker van Enexis Netbeheer aan het perceel [plaats] , [a-straat 1] op 07/08/2019.

[…]

Hoeveelheid Tarief Prijs […] Verbruik Elektriciteit 6642,0 KWH € 0,05090 € 338,08 Verbruik Elektriciteit 57865,0 KWH € 0,05090 € 2.945,33”

4.8 Het middel klaagt in het bijzonder over de toewijzing van de post “kosten voor verbruik elektriciteit 64507 kWh x € 0,05090” van € 3.283,41. Uit het arrest zou volgen dat het bedrog tijdig is ontdekt en dat de benadeelde partij deze schade dus niet heeft geleden.

4.9 Het hof heeft geoordeeld dat “voldoende [is] gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-287156-20 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te vermelden bedrag” en dat de gevorderde post “verbruik elektriciteit 64507 kWh x € 0,05090” voldoende is onderbouwd. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij in zoverre toegewezen.

4.10 Om te beginnen zie ik – net als de stellers van het middel – niet in waarom namens de benadeelde partij de kosten voor 64.507 kWh elektriciteit zijn gevorderd en waarom het hof ook van deze hoeveelheid kWh is uitgegaan. Uit de bewijsvoering en de bewezenverklaring blijkt dat de verdachte een meterstand van 36.772 kWh heeft doorgegeven terwijl de werkelijke meterstand 94.637 kWh was. Dit is een verschil van 57.865 kWh. In de onder 4.7 weergegeven bijlagen bij het “Verzoek tot Schadevergoeding” van de benadeelde partij is te lezen dat de benadeelde partij kosten voor 6.642,0 kWh en 57.865 kWh bij de verdachte in rekening heeft gebracht. Dit is samen de gevorderde hoeveelheid van 64.507 kWh. Waarop de in die bijlagen gestelde fraude van een hoeveelheid van 6642,0 kWh is gebaseerd, om welke periode het daarbij gaat en of deze hoeveelheid bovenop de gefraudeerde 57.865 kWh kan gelden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit wordt mij uit de stukken echter niet duidelijk. Het hof heeft de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij reeds hierom ontoereikend gemotiveerd.

4.11 Over de klacht dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en zijn oordeel ontoereikend heeft gemotiveerd aangezien slechts poging tot oplichting is bewezenverklaard, merk ik – ten overvloede – het volgende op. Op zichzelf is het niet uitgesloten dat een poging tot oplichting ertoe leidt dat rechtstreeks financieel nadeel wordt geleden.[4] Het hof heeft echter niet gemotiveerd waarom dat in de onderhavige zaak ook het geval is. Het wordt niet duidelijk of de benadeelde partij te weinig geld van de verdachte heeft ontvangen of teveel geld aan de verdachte heeft terugbetaald door het onjuist doorgeven van de meterstanden. De strafmotivering – waarin het hof overweegt: “als […] schade zou zijn toegebracht” – kan zelfs zo worden begrepen dat het hof ervan is uitgegaan dat de afrekening niet op de onjuiste opgave van de meterstanden is gebaseerd en dat de benadeelde partij in zoverre dus nog geen schade heeft geleden. Er kan daarom ten aanzien van de post “kosten voor verbruik elektriciteit 64507 kWh x € 0,05090” niet worden vastgesteld dat sprake is van schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van de verdachte.[5] Ook daarom is de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ontoereikend gemotiveerd.

4.12 Dat door of namens de verdachte niet is aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij in zoverre niet kan worden toegewezen leidt niet tot een ander oordeel, aangezien de rechter ook wanneer de vordering van de benadeelde partij niet (gemotiveerd) is betwist dient te beoordelen of de vordering onrechtmatig of ongegrond voorkomt.[6]

4.13 Het middel slaagt.

5 Afronding

5.1 Ambtshalve verdient opmerking dat namens de verdachte op 27 september 2023 beroep in cassatie is ingesteld. De Hoge Raad zal uitspraak doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dat betekent dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM is overschreden. Het tijdsverloop kan bij de nieuwe behandeling van de zaak door het hof aan de orde worden gesteld. Daarbij wijs ik erop dat wanneer de overschrijding van de redelijke termijn in cassatie minder dan één maand bedraagt, daaraan op zichzelf geen ander rechtsgevolg hoeft te worden verbonden dan de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.[7]

5.2 Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.

5.3 Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. en de in verband daarmee opgelegde schadevergoedingsmaatregel, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Vgl. HR 19 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:89, NJ2024/115 m.nt. Reijntjes, r.o. 2.5. In die zaak betrof het (onder andere) dezelfde advocaat als de advocaat die de e-mail aan de griffie van de rechtbank had verzonden.

Volgens r.o. 4.2.12 van het Procesreglement van de Hoge Raad der Nederlanden geldt een document dat door een procesdeelnemer in het webportaal is geplaatst als ondertekend door deze procesdeelnemer.

Dat de cassatieschriftuur is ingediend door andere advocaten dan degene die de onvolkomen volmacht aan de griffie heeft doen toekomen maakt dit niet anders. Vgl. HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:286. In de aan dit arrest voorafgaande conclusie besteedde A-G Harteveld aandacht aan de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. Hij kwam tot de slotsom dat het verzuim de volmacht te ondertekenen voor gedekt moet worden gehouden nu een cassatieschriftuur was ingediend “zonder tekortkomingen”. Met dit laatste doelt Harteveld op de in HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3924, NJ 2013/416 m.nt. Borgers neergelegde eis dat “namens de verdachte een cassatieschriftuur is ingediend door een advocaat die heeft verklaard daartoe door de verdachte bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd”. De Hoge Raad besteedde in HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:286 geen aandacht aan de ontvankelijkheid van het cassatieberoep en ging over tot het bespreken van de middelen, hetgeen impliceert dat de Hoge Raad het cassatieberoep ontvankelijk achtte.

Vgl. J.W. Fokkens, in: Noyon/Langemeijer/Remmelink Strafrecht, art. 326, aant. 2 (actueel t/m 1 februari 2010).

Vlg. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, NJ2019/379 m.nt. Vellinga, r.o. 2.4.1.

Vlg. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, NJ2019/379 m.nt. Vellinga, r.o. 2.8.3.

HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, NJ2024/133, r.o. 3.2-3.3.


Voetnoten

Vgl. HR 19 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:89, NJ2024/115 m.nt. Reijntjes, r.o. 2.5. In die zaak betrof het (onder andere) dezelfde advocaat als de advocaat die de e-mail aan de griffie van de rechtbank had verzonden.

Volgens r.o. 4.2.12 van het Procesreglement van de Hoge Raad der Nederlanden geldt een document dat door een procesdeelnemer in het webportaal is geplaatst als ondertekend door deze procesdeelnemer.

Dat de cassatieschriftuur is ingediend door andere advocaten dan degene die de onvolkomen volmacht aan de griffie heeft doen toekomen maakt dit niet anders. Vgl. HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:286. In de aan dit arrest voorafgaande conclusie besteedde A-G Harteveld aandacht aan de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. Hij kwam tot de slotsom dat het verzuim de volmacht te ondertekenen voor gedekt moet worden gehouden nu een cassatieschriftuur was ingediend “zonder tekortkomingen”. Met dit laatste doelt Harteveld op de in HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3924, NJ 2013/416 m.nt. Borgers neergelegde eis dat “namens de verdachte een cassatieschriftuur is ingediend door een advocaat die heeft verklaard daartoe door de verdachte bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd”. De Hoge Raad besteedde in HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:286 geen aandacht aan de ontvankelijkheid van het cassatieberoep en ging over tot het bespreken van de middelen, hetgeen impliceert dat de Hoge Raad het cassatieberoep ontvankelijk achtte.

Vgl. J.W. Fokkens, in: Noyon/Langemeijer/Remmelink Strafrecht, art. 326, aant. 2 (actueel t/m 1 februari 2010).

Vlg. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, NJ2019/379 m.nt. Vellinga, r.o. 2.4.1.

Vlg. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, NJ2019/379 m.nt. Vellinga, r.o. 2.8.3.

HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, NJ2024/133, r.o. 3.2-3.3.