Terug naar bibliotheek
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2024:420 - Parket bij de Hoge Raad - 15 april 2024

Arrest

ECLI:NL:PHR:2024:42015 april 2024

Arrest inhoud

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/01510 E

Zitting 16 april 2024

CONCLUSIE

A.E. Harteveld

In de zaak

[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna: de verdachte

De bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, de bewijsoverwegingen en de pleitnota

5. Het hof heeft in het bestreden arrest ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat: ‘1. zij in de periode december 2015 t/m maart 2016 in Tiel opzettelijk, zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd, bestaande uit het uitvoeren van werkzaamheden, in strijd met de regels van het bestemmingsplan Kanaalzone van de gemeente Tiel, immers heeft zij, in strijd met artikel 18.4.1 van dit bestemmingsplan diepwortelende beplanting verwijderd en bos gerooid dieper dan 0,30 meter, op als ‘Waarde – Archeologie 4’ aangewezen gronden;

2. zij in de maand mei 2016 in Tiel, opzettelijk, zonder een sloopmelding een bouwwerk te weten de productielijn van een snijerij, heeft gesloopt, waarbij het sloopafval naar redelijke inschatting 80m3 bedroeg.’

5.1 De bewezenverklaring berust onder meer op de volgende in een aanvulling op het arrest opgenomen bewijsmiddelen: ‘Ten aanzien van feit 1

1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuigen, (…), d.d. 17 mei 2016 opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1], inspecteur van politie en [verbalisant 2], brigadier van politie (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van verbalisanten:  Op 3 februari jl. kreeg ik [verbalisant 3] een signaal van een collega binnen de gemeente Tiel, dat, er bomen waren gekapt op het terrein [a-straat 1] te Tiel. Naar aanleiding hiervan is een medewerker van de AVRI ([betrokkene 1]) verzocht ter plaatse een onderzoek in te stellen. De AVRI is voor de gemeente Tiel belast met het dagelijks beheer van de openbaren ruimten binnen de gemeente Tiel.  Op 4 februari 2016 werd door [betrokkene 1] geconstateerd, dat alle bomen en struiken waren verwijderd, alleen de stobben zaten nog in de grond. Zie de mail, die ik [verbalisant 3] aan u overhandig d.d. 04022016, 15.09 uur.  Na tevoren gemaakte afspraak heb ik [verbalisant 3] op 16 februari 2016, over vorenstaande constatering overlegd met [medeverdachte]. Dit overleg vond plaats op de locatie [a-straat 1] te Tiel.  Ik, [verbalisant 3] constateerde ter plaatse, dat genoemd perceel groter was dan 1000 m2 en ik zag, dat de bomen een grotere doorsnede hadden dan 20 cm op een vermoedelijke hoogte van 1.30 m. De stammen waren namelijk nog ter plaatse aanwezig almede de stobben zaten ter plaatse nog in de grond waardoor ik de doorsnede van de stammen kan zien. Desgevraagd verklaarde [medeverdachte] ten overstaan van mij, [verbalisant 3], dat hij geen vergunning voor het kappen van de bomen had aangevraagd omdat het hoofdzakelijk populieren en wilgen waren en omdat elders, binnen een gemeente waar hij nog een inrichting/ bedrijf had, voor een dergelijke kap geen vergunning benodigd was. Door mij [verbalisant 3] werd aan [medeverdachte] aangegeven, dat ik een vervolgonderzoek in ging stellen of er in deze wel/niet sprake was van een strafbaar feit.  Uit dit nader onderzoek bleek, dat er gehandeld was in strijd met de Bomenverordening Tiel 2014 en er sprake was overtreding van artikel 2.1 Bomenverordening Tiel 2014, gepleegd door of in opdracht van [medeverdachte] c.q. natuurlijke personen en/of rechtspersonen aan hem te liëren.  Eveneens op 16 februari 2016 heeft [medeverdachte] aan mij, [verbalisant 3] een quick scan flora en fauna m.b.t. genoemde locatie, overlegd. Ik, [verbalisant 3] heb dit rapport van Aveco de Bondt ter beoordeling aan mijn collega [verbalisant 4]. Ik [verbalisant 4] constateerde, dat door het illegaal kappen van bedoelde bomen en struiken, dat er tevens sprake was van overtreding van de Flora- en fauna wet omdat een jaarrond beschermd nest van buizerd aanwezig in het populierenbos, was verdwenen. De betreffende constatering staat in een rapportage gedateerd op 16 oktober 2015 waarvan ik u een afschrift ter beschikking stel.  Naast de constatering, dat er ter plaatse een buizerd nest aanwezig was werd in bedoelde rapportage geadviseerd tot een nader onderzoek voor wat betreft het gebruik door vleermuizen en vogels met jaarrond beschermde nesten in het gebied. Ik verwijs u voor verdere bijzonderheden naar deze rapportage van Aveco de Bondt (opdrachtgever [bedrijf 1]) welke rapportage ik u reeds overhandigde. Omdat de kap van bomen en struiken reeds had plaats gevonden was daardoor dit geadviseerde nader onderzoek, niet meer mogelijk en was niet meer mogelijk om te constateren of er sprake was van meerdere overtredingen van de Flora- en fauna wet.  Op 16 maart 2016 vond er door de ODR, ter plaatse, een controle plaats waarvan ik u het verslag overhandig. In de rapportage deed men verslag van het overtreden van de Bomenverordening Tiel 2014. 2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een controlerapport van de Omgevingsdienst Rivierenland (inclusief bijlagen) van 11 maart 2016, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 5], buitengewoon opsporingsambtenaar (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van de opsporingsambtenaar: Zaaktype Controle uitvoeren Zaakomschrijving het kappen van bomen Datum zaak 11 maart 2016 Naam buitengewoon [verbalisant 5] Opsporingsambtenaar Type controle Aspectcontrole op het grootschalige kappen van bomen Datum controle 11-03-2016

Inrichting/locatie/object

Naam [verdachte] Adres [a-straat 1] Postcode en plaats [postcode] Tiel

Werkwijze

Navraag bij [betrokkene 2] van de provincie zou de locatie vallen onder de bepaling binnen bebouwde kom boswet. Hiervoor is de gemeente Tiel bevoegd en zou er mogelijk een bomenverordening van toepassing zijn.

Waarnemingen

Op locatie waren zo goed als alle bomen op het terrein waren omgezaagd. De gehele bomenrij naar het bedrijf op deze weg, waren omgezaagd. De stobben zaten hier nog in de grond. Op het terrein lagen grote hopen met boomstobben, grote partijen boomstammen en langs enkele akkerranden zaten de boomstobben nog in de grond. Het gaat hier om een groot terrein van ongeveer 40 hectare groot. Het was voor mij ondoenlijk om een telling uit te voeren, hoeveel bomen er waren omgezaagd. Ik heb we| de doorsnee van enkele boomstronken vastgesteld. Deze waren gemiddeld meer dan 40 centimeter.

Bevindingen

Vastgesteld dat bijna alle bomen op dit terrein zijn gekapt. Een onbekend aantal bomen hebben een dikte van meer dan 20 centimeter.

Bijlage gevoegde foto’s behorend bij voormeld controlerapport (…), onder andere, zakelijk weergeven:

  • Foto’s van afgezaagde boomstobben in de grond;
  • Foto’s van grote partijen boomstammen op het terrein.

3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een controlerapport van de Omgevingsdienst Rivierenland (inclusief bijlagen) van 15 maart 2016, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 5], buitengewoon opsporingsambtenaar (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van de opsporingsambtenaar: Zaaktype controle uitvoeren Zaakomschrijving het kappen van bomen Datum zaak 11 maart 2016 Naam buitengewoon [verbalisant 5] opsporingsambtenaar Type controle Aspectcontrole op het grootschalige kappen van bomen Datum controle 15-03-2016

Inrichting/locatie/object

Naam [verdachte] Adres [a-straat 1] Postcode en plaats [postcode] Tiel

Waarnemingen

Op locatie waren alle houtopstanden omgezaagd. De gehele bomenrij naar het bedrijf op deze weg ([a-straat]), waren omgezaagd. De stobben zaten hier nog in de grond. Op het terrein lagen grote hopen met boomstronken, grote partijen boomstammen en langs enkele perceelsgrenzen zaten de boomstronken nog in de grond. Ik heb wel de doorsnee van enkele boomstronken vastgesteld. Deze waren gemiddeld meer dan 40 centimeter.

Bevindingen

Vastgesteld dat een groot aantal boomstronken zijn gerooid en dat er grondbewerking (rooien/egaliseren) heeft plaatsgevonden op dit terrein. Daardoor zijn contouren van beplantingsvakken niet herkenbaar. Tijdens het controlemoment hebben wij geconstateerd dat er met een rupskraan van het merk Caterpillar 2 stronken werden gerooid. De gaten werden direct door de kraanmachinist dichtgesmeerd. Wij hebben de kraanmachinist hierop aangesproken en hem medegedeeld dat er geen rooiwerkzaamheden mochten worden uitgevoerd omdat het werk Strafrechtelijk was stilgelegd. Hij gaf aan dit niet te weten en verklaarde spontaan dat hij enkele boomstronken had gerooid. Hij verklaarde in loondienst te zijn bij de [bedrijf 2].

Bijlage gevoegde foto’s behorend bij voormeld controlerapport (…), onder andere, zakelijk weergeven:

  • Foto’s van dichtgesmeerd gat waaruit stronk is gerooid;
  • Foto’s van gerooide stronken;
  • Foto’s van verzamelplaats van gerooide stronken.

4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een controlerapport van de Omgevingsdienst Rivierenland (inclusief bijlagen) van 16 maart 2016, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 6], toezichthouder (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van de opsporingsambtenaar Zaaktype Controle uitvoeren Zaakomschrijving het kappen van bomen Datum zaak 11 maart 2016 Toezichthouder [verbalisant 6], [verbalisant 7], [verbalisant 8] (en [verbalisant 9] coördinator T&H) Type controle Aspectcontrole op het grootschalige kappen van bomen. Datum controle 16-03-2016

Inrichting/locatie/object

Naam [verdachte] ([bedrijf 2]) Adres [a-straat 1] Postcode en plaats [postcode] Tiel

Werkwijze

Omdat op 15-3-2016 het rooi werk bestuursrechtelijk is stilgelegd, is besloten om met meerdere personen een inventarisatie uit te voeren om het aantal gekapte bomen vast te stellen.

Waarnemingen

Op het terrein werden met groot materieel de reeds gerooide boomstronken opgeladen en naar een verzamelplaats gebracht.

Op het terrein lagen grote hopen met boomstronken, grote partijen boomstammen en langs enkele perceelgrenzen zaten de boomstronken nog in de grond. Het gaat hier om een groot terrein.

Bevindingen

Ter plaatse aangekomen is vastgesteld dat een groot aantal boomstronken zijn gerooid en dat er grondbewerking (rooien/egaliseren) heeft plaatsgevonden op dit terrein. Daardoor zijn contouren van beplantingsvakken niet herkenbaar.

Veel stronken lagen op hopen

Bijlage gevoegde foto’s behorend bij voormeld controlerapport (…), onder andere, zakelijk weergeven:

  • Foto’s van grote partijen boomstammen op het terrein.;
  • Foto’s van gerooide stronken; Foto’s van afgezaagde boomstobben in de grond.

(…)

Ten aanzien van feit 2

1. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een controlerapport van de Omgevingsdienst Rivierenland (inclusief bijlagen) van 10 mei 2016, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 10] toezichthouder (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van de toezichthouder Zaaktype Handhavingsverzoek behandelen Zaakomschrijving het stilleggen van werkzaamheden Datum zaak 9 mei 2016 Toezichthouder [verbalisant 11] Type controle Toezicht en handhaving Datum controle 10 mei 2016

Inrichting/locatie/object

Naam [verdachte] ([bedrijf 2]) Adres [a-straat 1] Postcode en plaats [postcode] Tiel

Werkwijze

Op verzoek collega [verbalisant 5] op locatie controle uitvoeren wegens slopen zonder melding.

Waarnemingen

In de loodsen zijn grote sloopactiviteiten aan de gang. Er worden constructies welke aard en nagelvast aan de vloer staan verwijderd door 2 kranen en in containers afgevoerd. Hierbij worden de elektriciteitskabels apart gehouden. Naar schatting ligt er ruim 80 m3 gedemonteerd staal in de loodsen. Ik heb me gelegitimeerd bij de bedrijfsleider en aangegeven dat er voor deze sloopactiviteiten een melding moet worden ingediend. Ik heb gesommeerd de sloop te stoppen. De heer Hoogendam geeft akkoord en geeft aan te stoppen en een melding sloop in te dienen bij de ODR.

Bevindingen

Er vinden sloopwerkzaamheden plaats zonder dat hiervoor een melding slopen is ingediend en geaccepteerd. Dit is een overtreding van artikel 1.26 Bouwbesluit 2012.

2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een controlerapport van de Omgevingsdienst Rivierenland (inclusief bijlagen) van 10 mei 2016, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 5] toezichthouder (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van de toezichthouder: Zaaktype Handhavingsverzoek behandelen Zaakomschrijving het stilleggen van werkzaamheden Datum zaak 9 mei 2016 Toezichthouder [verbalisant 11] Datum controle 10 mei 2016

Inrichting/locatie/object

Naam [verdachte] ([bedrijf 2]) Adres [a-straat 1] Postcode en plaats [postcode] Tiel

Waarnemingen

Wij hoorden vanuit de bedrijfshal, veel metaalgeluiden. [medeverdachte] heeft toen aangegeven dat hij niet verder ons zal begeleiden en dat wij zelf konden kijken. Wij zagen dat men binnen sloopwerkzaamheden uitvoerden. Wij hebben ter beoordeling, een bouwtoezichthouder op locatie laten komen. Hij heeft de sloop direct stilgelegd en zijn bevinden afzonderlijk vastgelegd.

Samenvatting van (gemaakte en mogelijke) overtredingen:  Slopen zonder sloopmelding (2x)

Bevindingen

Het zonder melding slopen indien er meer dan 10 m3 aan sloopafval vrijkomt is een overtreding van artikel 1.26 Bouwbesluit 2012. 3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], (…), d.d. 27 maart 2017 opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 12], hoofdagent van politie en [verbalisant 1], inspecteur van politie (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als weergave van het verhoord: V: Is de machine door u of in uw opdracht, geheel of gedeeltelijk gesloopt. A: Ja, in mijn opdracht is de machine in zijn geheel gesloopt.

V: Heeft u de betreffende sloop tevoren gemeld bij het bevoegde gezag? A: Nee, dat heb ik niet gedaan. De betreffende sloop betrof een installatie die niet viel onder de bouwregelgeving. Wel was het zo, dat de machine aard en nagelvast met het gebouw verbonden was (...).

V: Hoe is deze sloop van de machine verlopen? A: [bedrijf 3] althans zijn medewerkers hebben de machine ter plaatse gesloopt. [bedrijf 3] betreft een schroothandelaar uit Friesland. In eerste instantie sloopte [bedrijf 3] een deel van de machine. Dit was in/omstreeks mei 2016.

V: Heeft u (alsnog) vergunning aangevraagd voor de sloop van de onderhavige machine? A: Neen, voor de sloop van de installatie heb ik uiteindelijk geen vergunning aangevraagd of een melding tot sloop gedaan bij het bevoegde gezag.

Na uitspraak van de rechter heb ik met de ODR afgesproken, dat wij voor aanvang van sloop van wat dan ook binnen de inrichting [a-straat 1] te Tiel, dit zouden melden bij het bevoegde gezag. Vervolgens zouden wij vergunning tot sloop aanvragen. Dit hebben wij tot op heden ook gedaan. Nogmaals voor aanvang sloop/demontage van de glassnijlijn hebben wij dit niet bij het bevoegde gezag gemeld noch daartoe een vergunning tot sloop/ demontage aangevraagd, noch een asbestinventarisatie laten verrichten. Na uitspraak door de rechter heb ik dit wel gedaan hetgeen u bestrijd op basis van gegevens aan u verstrekt door de gemeente Tiel/ODR. Na uitspraak door de rechter heb ik met betrekking tot de glassnijlijn twee meldingen gedaan tot sloop.

O: Blijft over, dat u was begonnen met slopen/demonteren c.q. liet slopen zonder dat er een melding daartoe bij het bevoegd gezag was, vergunning tot sloop was verleend en een asbestinventarisatie was verricht. A: Dat is zo, (…).

V: Hoeveel van de installatie was in uw opdracht al gesloopt/gedemonteerd voordat de ODR tot stillegging over ging en voordat de door u bedoelde rechter in deze uitspraak deed? A: Ongeveer de helft van de installatie was toen reeds gesloopt/gedemonteerd over een lengte van ongeveer 125 m terwijl het totaal ongeveer 250 m lang was en ongeveer 6 m breed was met een hoogte van ongeveer 3 a 4 meter.

4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten brief van provincie Gelderland aan het bedrijf [bedrijf 1] B.V. met als onderwerp nieuwbouw oven, d.d. 5 februari 2013, (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als brief van provincie Gelderland: [bedrijf 1] B.V. T.a.v. [betrokkene 3] [postbus] [postcode] TIEL

Datum 5 februari 2013 Onderwerp Nieuwbouw oven

Op 30 januari 2013 heeft u ons gemaild met het verzoek akkoord te gaan met het vergunningvrij bouwen van een oven op de locatie aan de [a-straat 1] te Tiel. Het volgende delen wij u mee.

Momenteel voeren wij met u vooroverleg over het voornemen om de huidige gasgestookte oven te vervangen door een zuurstof gestookte oven. Een vraag hierover was of een omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwe oven noodzakelijk is.

De Helpdesk Bouwregelgeving heeft als volgt gereageerd: "Gezien de afmetingen en constructie van de oven, kan de oven gezien worden als bouwwerk. Ons inzien is de oven zelf echter geen onderdeel van het bouwwerk waar de oven in staat. Op grond van artikel 1, derde lid, van de Woningwet wordt tot de bouwregelgeving gerekend: "Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder bouwwerk mede verstaan de daarvan deel uitmakende installaties." Naar onze mening is een oven (de installatie zeg maar), voor zover het niet gaat om een bouwconstructie, geen onderdeel van de bouwregelgeving. De constructie die de oven draagt kan gezien worden als een verandering van een bestaand bouwwerk, artikel 3, onderdeel 8.’

5.2 Het hof heeft in het bestreden arrest onder meer het volgende overwogen: ‘Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

(…)

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij - kort gezegd - het volgende betoogd. Op de eerste plaats omdat verdachte zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank dat er in strijd met het bestemmingsplan is gehandeld. Volgens de raadsman waren de stronken/stobben ten tijde van de ten laste gelegde periode nog in de grond aanwezig en is daardoor geen sprake zijn van handelen in strijd met artikel 18.4.1 van het bestemmingsplan. (…)

Oordeel van het hof

(…)

[verdachte] is op 20 januari 2016 opgericht en verricht werkzaamheden op het gebied van het hergebruiken van materialen. [bedrijf 4] B.V. is enig aandeelhouder en bestuurder van [verdachte] [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) is enig bestuurder en feitelijk leidinggevende van [bedrijf 4] B.V. Zowel [verdachte] als [bedrijf 4] B.V. zijn gevestigd op het adres [a-straat 1] te Tiel (hierna: het terrein).

Op 16 maart 2016 is door het Team Milieu Oost-Nederland een strafrechtelijk onderzoek naar verdachte gestart. Door medewerkers van de Omgevingsdienst Rivierenland is op 11, 15 en 16 maart 2016 vastgesteld dat op het terrein een grootschalige veiling van houtopstanden heeft plaatsgevonden. Na stillegging van de werkzaamheden ten behoeve van een inventarisatie van wat er plaats heeft gevonden, blijkt een grote hoeveelheid bomen te zijn gekapt/geveld. Verder blijkt uit nadere informatie dat, ten behoeve van deze kap, geen omgevingsvergunning of ontheffing is verleend door het bevoegd gezag dan wel is aangevraagd bij het bevoegd gezag en dat geen archeologisch rapport is overgelegd, zoals vereist.

Het hof dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte in strijd met artikel 18.4.1 van het bestemmingsplan “Kanaalzone” gemeente Tiel heeft gehandeld. Het volgende is daarbij van belang.

Art. 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) luidt - voor zover hier van belang - als volgt:

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

(…)

b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,

Op het desbetreffende terrein is het bestemmingsplan ‘Kanaalzone’ van de gemeente Tiel, vastgesteld op 20 november 2013 (hierna: het bestemmingsplan), van toepassing. Blijkens de plankaart rust op het terrein de bestemming ‘Bedrijventerrein’ en de bestemming ‘Waarde – Archeologie 4’.

In het bestemmingsplan is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

18.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

18.4.1 Verbod Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: (...) h. het bebossen van gronden of het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplanting i. het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 meter;

18.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het verbod als bedoeld in artikel 18.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: a. Het normale onderhoud en beheer betreffend;

18.4.4 Vaststelling archeologische waarde De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgelegd.

Aan de hand van de controlerapporten van 15 maart 2016 en 16 maart 2016 gevoegde foto’s, stelt het hof vast dat er in de periode daarvoor op het terrein bomen zijn gerooid, dat er grote hopen met gerooide boomstronken en grote partijen boomstammen op het terrein bij elkaar zijn neergelegd en dat er nog slechts enkele afgezaagde boomstobben in de grond zaten. Uit deze controlerapportages blijkt het te gaan om boomstronken met een stamdikte van tenminste 40 centimeter. Verder stelt het hof op grond van de hiervoor genoemde foto’s vast dat de grond is bewerkt. Uit de controlerapportages blijkt dat de gaten waaruit de boomstronk zijn gerooid door een kraanmachinist werden dichtgesmeerd.

Het hof stelt op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen vast dat, ten behoeve van het rooien van de bomen, geen omgevingsvergunning was aangevraagd dan wel door het bevoegde gezag was verleend. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat hij geen omgevingsvergunning voor het rooien van de bomen had aangevraagd.

Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat verdachte in strijd met artikel 18.4.1 van het bestemmingsplan heeft gehandeld, nu zij diepwortelende beplanting heeft verwijderd en bos heeft gerooid dieper dan 30 centimeter op of in als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden terwijl daarvoor geen vergunning is verleend. Het verwijderen van alle bomen op bedoeld deel van het terrein kan, anders dan namens verdachte is betoogd, bezwaarlijk als normaal onderhoud en beheer worden bestempeld. Aldus kan geen sprake zijn van uitgezonderde werkzaamheden als bedoeld in artikel 18.4.2 van het bestemmingsplan. Het onderscheid dat namens verdachte is gemaakt tussen het vellen van de bomen en het rooien van de boomstronken is gekunsteld en doet af aan de strekking van het bestemminsplan en de Wabo. Dat er geen voorwerpen van archeologische waarde in het betreffende deel van het terrein zouden kunnen worden gevonden, doet niet af aan de bestemming en de voorwaarden die het bestemmingsplan verbindt aan het uitvoeren van werkzaamheden op het betreffende deel van het terrein. Vast staat dat er ten tijde van het tenlastegelegde geen aanvraag, geen omgevingsvergunning en geen archeologisch onderzoek voorhanden was, op grond waarvan een omgevingsvergunning voor de werkzaamheden had kunnen worden verleend. Deze verweren worden verworpen.’

(…)

Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

(…)

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. (…). De raadsman heeft verder aangevoerd dat de werkzaamheden bovendien niet te kwalificeren zijn als slopen maar gezien kunnen worden als een ontmanteling van de installatie in het kader van een verkooptransactie. (…)

Oordeel van het hof

(…)

Ingevolge artikel 1, vijfde lid, gelezen in verbinding met artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, en artikel 2, derde lid, aanhef en onder b, van de Woningwet,[1] kunnen er voorschriften gesteld worden met betrekking tot de verplichting van het melden van sloopwerkzaamheden aan het bevoegd gezag. Handelen in strijd hiermee is strafbaar gesteld in artikel 1a, onder 2°, van de Wet Economische Delicten (WED). Ingevolge artikel 1.26 lid 1 van het Bouwbesluit 2012 (hierna: het Bouwbesluit) is het verboden om zonder of in afwijking van een sloopmelding te slopen indien daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen. De toezichthouders [verbalisant 11] en [verbalisant 5] voerden op respectievelijk 9 mei en 10 mei 2016 namens de omgevingsdienst Rivierenland een controle op het terrein uit, waarbij werd geconstateerd dat er sloopactiviteiten aan de gang waren, dat naar schatting ruim 80 kubieke meter gedemonteerd staal aanwezig was en dat geen sloopmelding was gedaan.

[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij opdracht heeft gegeven voor de sloop van de snijerij en dat hij vond dat er geen vergunning of sloopmelding nodig was. Hij heeft in dit verband gewezen op een brief van de provincie Gelderland d.d. 5 februari 2013 gericht aan [bedrijf 1] B.V., een voormalige eigenaar van het terrein, waaraan hij meende het vertrouwen te mogen ontlenen dat een vergunning niet nodig was. Nadat de omgevingsdienst de sloop had stilgelegd, heeft hij alsnog een sloopmelding gedaan.

Het hof stelt vast dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde activiteiten op 9 en 10 mei 2016 geen melding bij het bevoegd gezag ten aanzien van het slopen van de productielijn van de snijerij heeft gedaan. Het hof is van oordeel dat verdachte geen rechten aan de door hem genoemde brief van 5 februari 2013 kan ontlenen op basis van opgewekt vertrouwen, nu de brief aan een ander bedrijf- te weten [bedrijf 1] B.V. - gericht is, de brief een ander onderwerp - te weten het vervangen van een gasgestookte oven door een zuurstof gestookte oven en niet zoals hier aan de orde is, het slopen van de snijlijn - betreft en bovendien de brief specifiek over de oven gaat en niet over de productielijn van de snijerij in zijn geheel, waarvan de oven deel uit maakte. Aldus is er geen sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen dat verdachte de betreffende werkzaamheden zonder melding mocht uitvoeren.

De stelling van de verdediging dat slechts sprake was van demontage van de installatie ten behoeve van een verkooptransactie, volgt het hof evenmin. Het enkele feit dat verdachte onderdelen van de snijlijn - die aard en nagelvast aan de vloer bevestigd was - heeft verkocht aan een derde, maakt niet dat geen sprake meer was van slopen. De Woningwet definieert slopen als het afbreken van een (gedeelte van) een bouwwerk. Een bouwwerk is een constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Ter plaatse werden constructies die aard en nagelvast aan de vloer (met keilbouten) bevestigd waren, verwijderd. Daarmee was sprake van slopen in bovenbedoelde zin’.

5.3 Op de terechtzitting van 30 maart 2022 heeft de raadsman van de verdachte het woord heeft gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnota. Die pleitnota houdt onder meer het volgende in: ‘Tenlastelegging onder 1: “Rooien in strijd bestemminqsplan/archeoloqie”

7. De Rechtbank heeft in eerste aanleg geheel ten onrechte het kappen van bomen in deze casus uiteindelijk opgevat als het handelen zoals voluit geformuleerd onder 1 in de tenlastelegging opgenomen feit, te weten het in strijd met artikel 18.4.1 van het bestemmingsplan diepwortelende beplanting verwijderen en/of bos rooien dieper dan 0,30 meter, op of in als ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden.

8. De Rechtbank heeft daarmee volstrekt onterecht de grondslag van de tenlastelegging verlaten. Rooien is helemaal niet gelijk te stellen aan het kappen van bomen. Het verwijderen van bomen bestaat uit één of twee arbeidsgangen. De eerste arbeidsgang is het kappen of vellen van bomen, waarbij de boom boven het maaiveld wordt afgezaagd. Als tweede arbeidsgang (na het kappen/vellen van de boom) kan de in de grond achterblijvende wortels (ook wel stronken of stobben genoemd) worden verwijderd. Deze tweede arbeidsgang wordt echter niet altijd uitgevoerd. Zo kunnen stronken/stobben ook in de grond blijven zitten als bijvoorbeeld een boom in een bos wordt gekapt of bij bomen die dicht bij infrastructurele werken staan (bijv. leidingen/gebouwen/wegen). Dit om beschadigingen aan deze infrastructurele werken te voorkomen. Ook in tijd gezien staan de beide arbeidsgangen niet met elkaar in verbinding. Samenvattend kan echt niet anders worden geconcludeerd dat kappen/vellen van bomen niet automatisch inhoudt dat de stronken worden verwijderd.

Kappen is géén rooien

9. Voor het onderscheid tussen rooien en kappen wordt ook verwezen naar de productie 1 en 2 in hoger beroep die op 24 maart 2022 nog aan het dossier zijn toegevoegd en die volledigheidshalve aan de pleitnota worden gehecht voor het proces-verbaal van de zitting. Kappen doe je boven de grond, rooien doe je in de grond. Eigenlijk zou daarmee de zaak over de tenlastelegging onder 1 al afgedaan moeten kunnen worden, maar de ervaring in eerste aanleg heeft helaas bewezen dat het verweer mogelijk een verdere toelichting behoeft.

10. [verdachte] hecht eraan in hoger beroep te verdedigen dat het in deze strafzaak in relatie tot de tenlastelegging niet gaat om het kappen/vellen van bomen maar over het verwijderen van beplanting en/of het rooien van bos dieper dan 0,30 meter op of in als 'Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden. Deze tenlastegelegde handeling kan eenvoudigweg niet worden opgevat als het kappen/vellen van bomen, alleen al niet omdat de bomen op dat moment reeds waren gekapt/geveld nog voordat er op of in de grond activiteiten plaatsvonden. Met het enkel kappen van een boom kan in ieder geval de archeologisch waarde van de grond niet worden aangetast. Ten aanzien van het kappen van de bomen zelf, dat wil zeggen zonder dat er daarbij diepwortelende beplanting wordt verwijderd en/of bos wordt gerooid, geldt een heel ander juridisch regime, waarvan reeds in rechte is komen vast te staan dat in juridisch opzicht aan [verdachte] niets valt tegen te werpen.

11. Het gegeven dat de Rechtbank in het aangevochten vonnis ten onrechte het kappen van bomen in verbinding brengt met artikel 18.4.1 van het bestemmingsplan, leidt tot de conclusie dat het vonnis in strijd komt met (de strekking van) het legaliteitsbeginsel, omdat [verdachte] op deze wijze is veroordeeld voor iets geheel anders dan in de tenlastelegging is neergelegd. Dit klemt te meer in relatie tot het justitieel onderzoek, dat blijkens het dossier vooral gericht was op het kappen van bomen en nadrukkelijk niet specifiek op overtreding van het bestemmingsplan in de zin van artikel 18.4.1. Tijdens het verhoor wordt [medeverdachte] als verdachte niet kenbaar gemaakt dat er een verdenking is van het in strijd handelen met het bestemmingsplan.

(…)

Tenlastelegging onder 2: “Sloopwerkzaamheden”

(…)

35. Gelet hierop en uiteraard gelet op het vonnis in eerste aanleg, brengt [verdachte] nu alsnog bij de strafrechter in hoger beroep het verweer naar voren dat helemaal geen sprake was van sloopwerkzaamheden. Het ging om het verwijderen van een installatie die was verkocht aan een derde. Deze partij heeft de installatie gedemonteerd om de onderdelen elders toe te passen. Nogmaals wordt gewezen op de brief van 5 februari 2013 waarin staat dat installaties, voor zover het niet gaat om een bouwconstructie, geen onderdeel van de bouwregelgeving uitmaakt, zodat voor de vervanging daarvan geen omgevingsvergunning hoefde te worden aangevraagd. Demontage is niet hetzelfde als slopen.

36. Let wel: ook de in de brief van 5 april 2013 genoemde oven staat aard en nagelvast in het zelfde gebouw, maar maakt evenals de gedemonteerde installatie geen onderdeel uit van de bouwconstructie. Sterker nog, de oven bestaat uit steen en is niet zoals de gedemonteerde installatie in onderdelen te verwijderen. Met andere woorden: als de oven volgens het bevoegd gezag al geen onderdeel is van de bouwconstructie, dan geldt dit zeker voor de demonteerbare snijlijn. Derhalve is een afweging of er meer dan 10 m3 aan afvalstoffen zou vrijkomen bij de demontage van de installatie totaal niet aan de orde. [verdachte] stelt verder dat er helemaal geen sprake is van meer dan 10 m3 bouwafval. Er is uitsluitend sprake van geweest van 80 m3 gedemonteerd staal, een term die Gedeputeerde Staten in 2016 ook woordelijk gebruikten in het verweerschrift bij de Voorzieningenrechter. Gedemonteerd staal kan niet worden vergeleken met bouwafval zoals dit in het Bouwbesluit is aangegeven. Het materiaal is hoe dan ook niet iets waarvan de houder zich ontdoet in de zin van de definitie van afvalstof in artikel 3 van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen 2008/98.’

Toepasselijke regelgeving

6. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, vervallen per 1 januari 2024, hield ten tijde van de tenlastegelegde gedragingen onder meer het volgende in:[2]

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. (…)

b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald’.

6.1 Op de plaats waar de tenlastegelegde gedragingen begaan zijn, was ten tijde van deze gedragingen het bestemmingsplan ‘Kanaalzone’ van de gemeente Tiel, vastgesteld op 20 november 2013 (hierna: Bestemmingsplan Kanaalzone Tiel 2013), van toepassing. Blijkens de plankaart rustte op de plaats de bestemming ‘Bedrijventerrein’ en de bestemming ‘Waarde – Archeologie 4’. Het bestemmingsplan hield onder meer in:[3]Artikel 18 Waarde – Archeologie 4

18.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

(…)

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4.1 Verbod Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: (…) i. het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 meter;’

6.2 De Woningwet hield ten tijde van de tenlastegelegde gedragingen onder meer het volgende in:[4]Artikel 1b

(…)

**5.**Het is verboden te slopen voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat slopen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdelen c en d, en derde lid.

Artikel 2

(…)

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen technische voorschriften worden gegeven omtrent: (…) c. het slopen; (…)

**3.**Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid, onderdelen c en d, andere dan technische voorschriften gegeven.

(…)

Tot de voorschriften omtrent de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c en d, behoren in ieder geval:

a. voorschriften inhoudende de verplichting om het voornemen te slopen aan het bevoegd gezag te melden;

b. voorschriften inhoudende de verplichting te voldoen aan aanvullende voorschriften die door het bevoegd gezag bij beschikking kunnen worden gegeven met het oog op de lokale situatie’.

6.3 Het Bouwbesluit 2012 hield ten tijde van de tenlastegelegde gedragingen onder meer het volgende in:[5]Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

(…)

§1.7. Procedure sloopwerkzaamheden

Artikel 1.26. Sloopmelding

**1.**Het is verboden om zonder of in afwijking van een sloopmelding te slopen indien daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m³ zal bedragen’.

6.4 De Wet op de economische delicten hield ten tijde van de tenlastegelegde gedragingen onder meer het volgende in:[6]Artikel 1a

Economische delicten zijn eveneens:

2 °.overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, b, c, d, f, g, h en i, 2.3, aanhef en onder b, 2.3a, 2.24, eerste lid, en 2.25, tweede lid;

(…)

de Woningwet, de artikelen 1a, 1b, 7b, 14a, 16, 103 en 120, tweede lid’.

Het eerste middel

7. Het eerste middel bevat de klacht dat ’s hofs overweging, dat het door de raadsman in hoger beroep aangevoerde onderscheid tussen het vellen van de bomen en het rooien van boomstronken ‘gekunsteld’ is en afdoet aan de strekking van het bestemmingsplan en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, blijk zou geven van een onjuiste rechtsopvatting. Het ‘kappen/vellen van bomen’ zou, aldus de steller van het middel, niet ‘automatisch’ inhouden dat ‘de stronken worden verwijderd’. Het verwijderen van bomen zou bestaan ‘uit één of twee arbeidsgangen. De eerste arbeidsgang is het kappen of vellen van bomen, waarbij de boom boven het maaiveld wordt afgezaagd. Als tweede arbeidsgang (na het kappen/vellen van de boom) kan de in de grond achterblijvende wortels (ook wel stronken of stobben genoemd) worden verwijderd. Deze tweede arbeidsgang wordt echter niet altijd uitgevoerd’.

7.1 Aldus bevat het middel grotendeels een herhaling van het ten overstaan van het hof gevoerde verweer met als strekking dat het tenlastegelegde ‘rooien’ van bomen niet kan worden bewezenverklaard. Op dat bewijsverweer is door het hof uitgebreid ingegaan en het hof heeft in zijn bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde, op grond van bewijsmiddelen 3 en 4, vastgesteld dat er in de periode voor 16 maart 2016 ‘op het terrein bomen zijn gerooid’ alsmede ‘dat er grote hopen met gerooide boomstronken en grote partijen boomstammen op het terrein bij elkaar zijn neergelegd en dat er nog slechts enkele afgezaagde boomstobben in de grond zaten’. Verder stelt het hof vast dat ‘de grond is bewerkt’ en dat uit de controlerapportages volgt dat ‘de gaten waaruit de boomstronk[en] zijn gerooid door een kraanmachinist werden dichtgesmeerd’. Op grond hiervan oordeelt het hof dat [verdachte] onder meer ‘bos heeft gerooid dieper dan 30 centimeter’.

7.2 Uit ’s hofs vaststellingen en het daaruit voortvloeiende oordeel blijkt niet dat het hof het rooien gelijk heeft gesteld aan het vellen of het kappen van bomen. Het middel miskent dit naar mijn mening en geeft aldus blijk van een onjuiste lezing van het arrest.

7.3 Het middel faalt derhalve.

Het tweede middel

8. Het tweede middel bevat de klacht dat ’s hofs oordeel dat [verdachte] een bouwwerk, te weten de productielijn van een snijerij heeft gesloopt, zou getuigen van een onjuiste rechtsopvatting. De steller van het middel heeft, kort gezegd, aangevoerd dat geen sprake was van slopen, maar van ‘demontage c.q. ontmanteling van de installatie ten behoeve van een verkooptransactie’ en dat geen sprake was van een ‘bouwconstructie’.

8.1 Art. 1b, vijfde lid, van de Woningwet bepaalde in de tenlastegelegde periode dat het verboden is te slopen voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat slopen van toepassing zijnde voorschriften, zoals bedoeld in art. 2, tweede lid, aanhef en onderdelen c en d, en derde lid. Voornoemde bepalingen stelden, kort gezegd, dat er bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (technische) voorschriften kunnen worden gegeven die gelden voor het slopen, waartoe in ieder geval voorschriften inhoudende de verplichting om het voornemen te slopen aan het bevoegd gezag te melden behoren.

8.2 Art. 2 van de Woningwet fungeerde onder meer als grondslag voor het Bouwbesluit 2012.[7] Het Bouwbesluit 2012 ‘bevat voorschriften over het (ver)bouwen en slopen van bouwwerken, over de staat en het gebruik van bestaande bouwwerken, open erven en terreinen en over de veiligheid tijdens het bouwen en slopen’.[8] Art. 1.26, eerste lid, bepaalde in de tenlastegelegde periode dat het verboden is om zonder of in afwijking van een sloopmelding te slopen indien daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen. Overtreding van dit voorschrift leverde een economisch delict op (art. 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten).

8.3 Art. 1, eerste lid, van de Woningwet definieerde slopen als het ‘afbreken van een bouwwerk of van een gedeelte daarvan’. Art. 1, derde lid, van de Woningwet bepaalde dat, voor de toepassing van het bij of krachtens de Woningwet bepaalde, onder ‘bouwwerk’ mede wordt verstaan de daarvan deel uitmakende installaties. Het begrip bouwwerk definieerde de Woningwet niet. De reden hiervoor, aldus de memorie van toelichting, is ‘dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Woningwet blijkt dat er sedert 1901 van uit is gegaan dat het spraakgebruik in deze richtinggevend zou moeten zijn. Bovendien zijn de begrippen «bouwwerk» en «woning», naar ondergetekenden menen, in de jurisprudentie reeds voldoende omlijnd’. Vastlegging van die omlijning in de wet zou volgens de memorie van toelichting leiden tot ‘beleidsmatig gezien ongewenste, belemmerende effecten bij de interpretatie daarvan’.[9] Ook het Bouwbesluit 2012 bevatte van het begrip bouwwerk geen definitie.

8.4 In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over het begrip bouwwerk in de Woningwet is bij herhaling aansluiting gezocht bij de in de modelbouwverordening gegeven definitie omdat ‘dit in de Woningwet niet is omschreven en in de modelbouwverordening een bruikbare definitie is gegeven’.[10] Deze verordening definieerde een bouwwerk als ‘elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren’.[11]

8.5 In hoger beroep is door de raadsman het verweer gevoerd dat ‘geen sprake was van sloopwerkzaamheden. Het ging om het verwijderen van een installatie die was verkocht aan een derde. Deze partij heeft de installatie gedemonteerd om de onderdelen elders toe te passen’. De raadsman wijst ter onderbouwing op een brief van de Provincie Gelderland van 5 februari 2013 gericht aan [bedrijf 1] B.V., een voormalige eigenaar van het terrein aan de [a-straat 1]. In deze brief zou, aldus de raadsman, staan dat ‘installaties voor zover het niet gaat om een bouwconstructie, geen onderdeel van de bouwregelgeving uitmaakt, zodat voor de vervanging daarvan geen omgevingsvergunning hoefde te worden aangevraagd’.

8.6 Het hof heeft in zijn bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde het verweer van de raadsman verworpen: ‘Het enkele feit dat verdachte onderdelen van de snijlijn – die aard en nagelvast aan de vloer bevestigd was – heeft verkocht aan een derde, maakt’, aldus het hof, ‘niet dat geen sprake meer was van slopen. De Woningwet definieert slopen als het afbreken van een (gedeelte van) een bouwwerk’. Dat komt mij juist voor. Dat de afgebroken onderdelen van de snijlijn zijn verkocht aan een derde doet bij de kwalificatie van de door het hof vastgestelde gedragingen als ‘slopen’ niet ter zake. Hoe het verwijderen, het demonteren dan wel het ontmantelen van de productielijn van de snijerij zich in het onderhavige geval zou onderscheiden van het afbreken daarvan is door de steller van het middel niet nader onderbouwd.

8.7 Het hof definieert vervolgens een bouwwerk als ‘een constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren’. Het hof sluit daarmee aan bij de definitie die volgt uit de hierboven aangehaalde jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hof stelt vervolgens vast dat ter plaatse ‘constructies die aard en nagelvast aan de vloer (met keilbouten) bevestigd waren’, werden verwijderd. Daarmee was, aldus het hof, ‘sprake van slopen in bovenbedoelde zin’. Dat het daarbij gaat om een constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal volgt uit de door het hof in de bewijsoverwegingen aangehaalde controlerapporten van de Omgevingsdienst Rivierenland (bewijsmiddelen 1 en 2), waarin ‘werd geconstateerd dat er sloopactiviteiten aan de gang waren, dat naar schatting ruim 80 kubieke meter gedemonteerd staal aanwezig was’.

8.8 Voor zover het middel klaagt dat het hof de productielijn van de snijerij ten onrechte niet heeft aangemerkt als ‘installatie’, wijs ik op het in art. 1, derde lid, van de Woningwet bepaalde, dat in de tenlastegelegde periode inhield dat onder ‘bouwwerk’ mede wordt verstaan de daarvan deel uitmakende installaties.

8.9 Het oordeel van het hof dat sprake is van “slopen” geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

8.10 Het middel faalt.

Slotsom

9. De middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering.

10. Ambtshalve merk ik op dat Uw Raad uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep op 21 april 2022. Dit brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase in enige mate zal worden overschreden. Dit dient te leiden tot vermindering van de opgelegde geldboete naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.

11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend ten aanzien van de opgelegde geldboete en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Bedoeld zal zijn Woningwet, art. 2, derde lid, aanhef en onder a: Tot de voorschriften omtrent de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c en d, behoren in ieder geval: a. voorschriften inhoudende de verplichting om het voornemen te slopen aan het bevoegd gezag te melden.

Voluit: Wet van 6 november 2008, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Stb. 2008, 496) in werking getreden op 1 oktober 2010 (Stb. 2010, 231) destijds laatstelijk gewijzigd door de Wet van 24 juni 2015 (Stb. 2015, 261), de Wet van 20 maart 2015 (Stb. 2015, 145) en de Wet van 20 maart 2015 (Stb. 2015, 146).

Het bestemmingsplan is op de volgende webpagina te raadplegen: https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0281.BP00016-va01/r_NL.IMRO.0281.BP00016-va01.html.

Voluit: Wet van 29 augustus 1991 tot herziening van de Woningwet (Stb. 1991, 439) deels in werking getreden op 1 januari 1992 (Stb. 1991, 736) ) destijds laatstelijk gewijzigd door de Wet van 20 maart 2015 (Stb. 2015, 145) en de Wet van 20 maart 2015 (Stb. 2015, 146).

Voluit: Besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Stb. 2011, 676) deels in werking getreden op 1 april 2012 (Stb. 2012, 125) destijds laatstelijk gewijzigd door het Besluit van 12 november 2015 (Stb. 2015, 425).

Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde destijds voor de tenlastegelegde periode laatstelijk gewijzigd door Wet van 30 september 2015 (Stb. 2015, 349). Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde destijds voor de tenlastegelegde periode laatstelijk gewijzigd door de Wet van 30 september 2015 (Stb. 2015, 388).

Nota van Toelichting bij het Besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Stb. 2011, 416), p. 131.

Nota van Toelichting bij het Besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Stb. 2011, 416), p. 130.

Kamerstukken II1986/87, 20 066, nr. 3, p. 36.

Zie onder meer ABRvS 17 oktober 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AE2659; ABRvS 10 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI7253; ABRvS 16 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1574. Ook in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht werd aansluiting gezocht bij de definitie in de modelbouwverordening. Zie ABRvS 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3952. De bijlage bij art. 1.1. van de Omgevingswet bevat wel een definitie van het begrip bouwwerk: een ‘constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart’. Met het in werking treden van de Omgevingswet is art. 2 van de Woningwet op 1 januari 2024 komen te vervallen.

Model-Bouwverordening 1992 (14de Serie Wijzigingen), art 1.1.


Voetnoten

Bedoeld zal zijn Woningwet, art. 2, derde lid, aanhef en onder a: Tot de voorschriften omtrent de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c en d, behoren in ieder geval: a. voorschriften inhoudende de verplichting om het voornemen te slopen aan het bevoegd gezag te melden.

Voluit: Wet van 6 november 2008, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Stb. 2008, 496) in werking getreden op 1 oktober 2010 (Stb. 2010, 231) destijds laatstelijk gewijzigd door de Wet van 24 juni 2015 (Stb. 2015, 261), de Wet van 20 maart 2015 (Stb. 2015, 145) en de Wet van 20 maart 2015 (Stb. 2015, 146).

Het bestemmingsplan is op de volgende webpagina te raadplegen: https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0281.BP00016-va01/r_NL.IMRO.0281.BP00016-va01.html.

Voluit: Wet van 29 augustus 1991 tot herziening van de Woningwet (Stb. 1991, 439) deels in werking getreden op 1 januari 1992 (Stb. 1991, 736) ) destijds laatstelijk gewijzigd door de Wet van 20 maart 2015 (Stb. 2015, 145) en de Wet van 20 maart 2015 (Stb. 2015, 146).

Voluit: Besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Stb. 2011, 676) deels in werking getreden op 1 april 2012 (Stb. 2012, 125) destijds laatstelijk gewijzigd door het Besluit van 12 november 2015 (Stb. 2015, 425).

Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde destijds voor de tenlastegelegde periode laatstelijk gewijzigd door Wet van 30 september 2015 (Stb. 2015, 349). Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde destijds voor de tenlastegelegde periode laatstelijk gewijzigd door de Wet van 30 september 2015 (Stb. 2015, 388).

Nota van Toelichting bij het Besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Stb. 2011, 416), p. 131.

Nota van Toelichting bij het Besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Stb. 2011, 416), p. 130.

Kamerstukken II1986/87, 20 066, nr. 3, p. 36.

Zie onder meer ABRvS 17 oktober 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AE2659; ABRvS 10 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI7253; ABRvS 16 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1574. Ook in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht werd aansluiting gezocht bij de definitie in de modelbouwverordening. Zie ABRvS 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3952. De bijlage bij art. 1.1. van de Omgevingswet bevat wel een definitie van het begrip bouwwerk: een ‘constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart’. Met het in werking treden van de Omgevingswet is art. 2 van de Woningwet op 1 januari 2024 komen te vervallen.

Model-Bouwverordening 1992 (14de Serie Wijzigingen), art 1.1.