ECLI:NL:OGEAM:2025:90 - Gebruik van vals paspoort leidt tot illegale status en rechtmatige vreemdelingenbewaring - 17 september 2025
Uitspraak
Essentie
Het Gerecht oordeelt dat een verblijfsvergunning verkregen met een vals paspoort geacht wordt nooit te zijn verleend. Dit resulteert in een onafgebroken illegaal verblijf, wat de daaropvolgende vreemdelingenbewaring en verwijderingsbeschikking rechtvaardigt. Een beroep op artikel 3 EVRM faalt bij gebrek aan onderbouwing.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Uitspraakdatum: 17 september 2025 Zaaknummer: SXM202500928- LAR 148/2025
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN BESLISSING
op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van: [verzoeker], thans verblijvende in vreemdelingendetentie te Sint Maarten, verzoeker, gemachtigde: mr. R.M. STOMP,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN, zetelend te Sint Maarten, verweerder, gemachtigde: mr. C.M. MARICA.
1 Inleiding
1.1. In deze zaak beoordeelt het Gerecht het verzoek van verzoeker om de beschikkingen van de Minister inhoudende zijn inbewaringstelling en verwijdering uit Sint Maarten te schorsen.
1.2. Na indiening van het verzoekschrift met producties op 2 september 2025, heeft verzoeker op 10 september 2025 aanvullende producties ingediend. De Minister heeft op 10 september 2025 een verweerschrift met producties ingediend. Bij e-mail bericht van 10 september 2025 hebben verzoeker en verweerder nog een laatste aanvullende productie in het geding gebracht.
1.3. Het Gerecht heeft het verzoek op 11 september 2025 op de zitting behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde voornoemd, die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Verweerder is bij de gemachtigde voornoemd verschenen. Tevens was voor verweerder aanwezig de heer R. Salome, coördinator grensbewaking.
2 Beoordeling door het Gerecht
2.1. Het Gerecht zal in deze zaak alleen op het verzoek om een voorlopige voorziening beslissen en niet op het ingestelde beroep, omdat daarvoor geen toestemming van alle partijen is verkregen en geen sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond beroep.
2.2. Naar voorlopig oordeel van het Gerecht zijn de maatregel van bewaring en de verwijderingsbeschikking rechtmatig en niet in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
2.3. Hierna legt het Gerecht dit oordeel uit.
Wat is in deze zaak relevant om te weten?
2.4. Verzoeker is geboren op [geboortedag] 1990 te Venezuela en heeft de Venezolaanse nationaliteit. Verzoeker is op 3 april 2019 Sint Maarten als toerist binnen gekomen en niet vertrokken. Op 18 december 2024 heeft verzoeker zijn eerste aanvraag ingediend tot het verlenen van een vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv) met als doel arbeid in loondienst als Technician bij [werkgever]. Bij beschikking van 5 maart 2025 is de aanvraag ingewilligd tot 2 december 2025.
2.5. Op 26 augustus 2025 is verzoeker Sint Maarten uitgereisd richting Venezuela. Verzoeker moest een tussenlanding op Curaçao maken, alwaar hij bij aankomst zijn Venezolaanse paspoort heeft overgelegd met nummer 098444478, geldig 2014-2019, met een verlengingssticker 2022-2027. Verzoeker is toen door de Immigratiedienst Curaçao staande gehouden, vanwege het reizen met een vervalst paspoort. De verlengingssticker in het paspoort zou namelijk vals zijn. Verzoeker is daarna voor twee dagen in verzekering gesteld in het Huis van Bewaring te Curaçao.
2.6. Op 28 augustus 2025 is verzoeker door de Curaçaose autoriteiten naar Sint Maarten teruggestuurd. Eenmaal aangekomen in Sint Maarten heeft een vriend van verzoeker een ander Venezolaans paspoort gebracht met nummer 132909123 en geldig 2023-2033. Dit paspoort is in beslag genomen en onderworpen aan een echtheidsonderzoek, waaruit is gebleken dat het om een vervalst paspoort gaat. Verzoeker is door de Immigratiedienst uitgenodigd om zich op 29 augustus 2025 te melden.
2.7. Bij brief van 1 september 2025 is verzoeker uitgenodigd voor een hoorzitting op 8 september 2025 te 10:00 uur, waarbij hem ook is meegedeeld dat de Minister voornemens is zijn vttv in te trekken, omdat verzoeker bij het aanvragen ervan een vervalst Venezolaans paspoort heeft overgelegd.
2.8. Verzoeker is op 8 september 2025 om 16:50 uur gehoord door de Immigratiedienst. Na dit verhoor is verzoeker in vreemdelingenbewaring geplaatst en heeft verweerder de ministeriele verwijderingsbeschikking genomen en de maatregel van bewaring opgelegd. De beschikking vreemdelingenbewaring en de verwijderingsbeschikking zijn op die dag aan hem uitgereikt. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld. Op dat beroep is nog niet beslist.
2.9. Bij beschikking van 9 september 2025 heeft verweerder de vttv ingetrokken, omdat verzoeker in het kader van de aanvraag van de vttv een vervalst paspoort heeft overgelegd. Hiertegen heeft verzoeker op 11 september 2025 bezwaar gemaakt.
2.10. Verzoeker heeft geen verzoek tot internationale bescherming ingediend.
Is het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvankelijk?
2.11. De maatregel van bewaring en de verwijderingsbeschikking zijn op 29 augustus 2025 aan verzoeker opgelegd. Daartegen is binnen zes weken, namelijk op 2 september 2025, beroep ingesteld. Gelijktijdig is het verzoek tot een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is ontvankelijk.
Wat heeft de Minister aan de maatregel van bewaring en aan de verwijderingsbeschikking ten grondslag gelegd?
2.12. In het bevelschrift, houdende de maatregel van bewaring, staat vermeld dat de maatregel wordt gevorderd door het belang van de openbare orde en de publieke rust en dat verzoeker gebruikt maakte van een vals of vervalst document en dat voor de terugkeer noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn, dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn. In de verwijderingsbeschikking staat vermeld dat betrokkene een gevaar oplevert voor de openbare orde en de publieke rust.
Wat zijn de verschillende standpunten?
2.13. Verzoeker heeft het Gerecht verzocht over te gaan tot het treffen van een voorlopige voorziening, aldus dat de verwijderingsbeschikking wordt geschorst en dat verzoeker onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld, een en ander totdat er in de beroepsprocedure is beslist. Aan dit verzoek legt verzoeker ten grondslag dat hij op het moment van het nemen van de maatregel van bewaring in het bezit was van een geldige verblijfsvergunning geldig tot en met december 2025. Verzoeker betwist niet dat de paspoorten kennelijk vervalst zijn, maar hij wist dat niet. Hij heeft zijn best gedaan om via een betrouwbare tussenpersoon een verlenging van zijn paspoort te krijgen van de officiële instantie. Helaas is er tot op het hoogste niveau en ook binnen de officiële instanties sprake van corruptie in Venezuela. Verder heeft verzoeker geen strafblad, werkt hij legaal, heeft hij een vaste woon- en verblijfplaats en is hij geworteld in Sint Maarten. Verzoeker is geen gevaar voor de openbare orde en er zijn geen aanwijzingen dat verzoeker zich aan verwijdering zal onttrekken. Verzoeker stelt traceerbaar te zijn en dat een meldplicht meer in de rede ligt. De bewaring is daarom disproportioneel en de belangenafweging is gebrekkig. Vervolgens stelt verzoeker dat het tenuitvoerleggen van de verwijderingsbeschikking in strijd is met artikel 3 en 13 van het EVRM, omdat verzoeker de kans moet krijgen de beslissing op het bezwaarschrift af te wachten. Uitzetting naar Venezuela in verband met vermeende strafrechtelijke problematiek vanwege een vals paspoort, zal ertoe leiden dat verzoeker een extreem hoog risico loopt om bij aankomst direct het doelwit te worden van willekeurige detentie en mishandeling door de corrupte autoriteiten.
2.14. Verweerder brengt naar voren dat de vttv op grond van artikel 10 van de Landsverordening toelating en uitzetting (LTU) is komen te vervallen en dat verzoeker dus niet over een geldige verblijfstitel beschikte. De vttv is vervolgens ook nog ingetrokken voor zover noodzakelijk. Verder heeft verzoeker geen beroep op internationale bescherming gedaan bij zijn aanhouding of verhoor en is tot op heden geen verzoek daartoe ingediend. Verzoeker heeft zijn stellingen op dit punt ook onvoldoende onderbouwd. Omdat verzoeker gebruik maakt van vervalste documenten, overtreedt hij de strafwetgeving van Sint Maarten en handelt hij in strijd met de immigratiewetten. Zijn verblijf alhier was dus illegaal en verzoeker heeft ook illegaal gewerkt. Met een lichter middel dan bewaring kan niet worden volstaan. Er is geen uitzicht op legalisering en de verwijdering kan op korte termijn plaatsvinden, aldus nog steeds verweerder.
Wat vindt het Gerecht?
2.15. Volgens artikel 85 van de Lar kan, op verzoek van de indiener van een beroep- of bezwaarschrift, het Gerecht de beschikking geheel of gedeeltelijk schorsen of ter zake een voorlopige voorziening treffen, als de uitvoering van de beschikking voor de belanghebbende onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Er is bovendien aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, indien het bezwaar of beroep een redelijke kans van slagen heeft.
2.16. Ingevolge artikel 10 van de LTU wordt hij die handel in strijd met de hem verleende vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf, geacht gehandeld te hebben zonder vergunning. Artikel 14 lid 1 van de LTU bepaalt dat de vergunning tot verblijf door verweerder bij een met redenen omklede beslissing kan worden ingetrokken, onder meer indien de betrokkene niet voldoet aan een of meer van de aan zijn vergunning tot verblijf verbonden voorwaarden (sub f).
2.17. Ingevolge artikel 17 lid 3 van de LTU wordt de mededeling tot intrekking van een vergunning niet gegeven dan na verhoor of behoorlijke oproeping van betrokkene.
2.18. Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b van de LTU kan de Minister van Justitie uit Sint Maarten verwijderen personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen of personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige oorzaak is vervallen.
2.19. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de LTU kan de betrokkene, indien hij naar het oordeel van de minister gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden, dan wel indien naar zijn oordeel gegronde vrees bestaat dat betrokkene zal trachten zich aan zijn verwijdering te onttrekken, op bevel van de minister ter verzekering van zijn verwijdering in bewaring worden gesteld.
2.20. In het beleid dat verweerder ter zake heeft uitgewerkt in de Richtlijnen van verweerder met betrekking tot de toepassing van de LTU en het Toelatingsbesluit van mei 2012 (hierna: de Richtlijnen) is opgenomen dat de maatregel van bewaring wordt toegepast als deze onvermijdbaar is.
2.21. Ingevolge artikel 3.19 onder d van de Richtlijnen van verweerder dient, voordat verweerder overgaat tot intrekking van een vergunning, de belanghebbende behoorlijk te worden opgeroepen zodat deze kan worden gehoord. Ingevolge artikel 3.20 van diezelfde Richtlijnen houdt de gelegenheid tot horen in, dat de belanghebbende in elk geval een duidelijke kans moet hebben gekregen om te zeggen wat hij van de voorgenomen intrekking en de motivering vindt.
2.22. Over de vraag of verzoeker ten tijde van het nemen van de verwijderingsbeschikking en het bevel tot bewaring, illegaal in Sint Maarten verbleef, overweegt het Gerecht het volgende.
Verzoeker is Sint Maarten in 2019 als toerist binnen gekomen en is na het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn visum, niet vertrokken. Hij verbleef toen dus illegaal op Sint Maarten. Op 18 december 2024 heeft verzoeker een eerste aanvraag ingediend tot het verlenen van een vttv op grond van arbeid. De vttv is op 5 maart 2025 aan hem verleend. Naar nu is gebleken heeft verzoeker bij die aanvraag gebruikt gemaakt van een vervalst paspoort, wat door verzoeker niet is betwist. Verzoeker voldeed daarmee niet aan de voorwaarde van artikel 3 lid 1 sub 1 onder a van het Toelatingsbesluit: het in bezit zijn van een bij ministeriele regeling toegelaten reisdocument. Door te handelen in strijd met de voorwaarden van de aan hem verleende vttv, wordt verzoeker geacht zonder vergunning te hebben gehandeld.
2.23. Vervolgens ligt de vraag voor of de opgelegde maatregel van bewaring passend en geboden is. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Verzoeker had twee vervalste paspoorten in bezit en heeft van het ene paspoort gebruikt gemaakt om een vttv te verkrijgen en van het andere paspoort om Sint Maarten uit te reizen. Verder heeft verzoeker tijdens zijn illegale verblijf in Sint Maarten gewerkt, daarmee zijn werkgever op het verkeerde been zettend en legale inwoners van Sint Maarten van de arbeidsmarkt verdringend. Het voorgaande tezamen en in onderlinge samenhang bezien, brengt mee dat verweerder op goede gronden heeft mogen oordelen dat de maatregel van bewaring wordt gevorderd door het belang van de openbare orde en publieke rust en dat er redenen zijn te vermoeden dat verzoeker zich aan de verwijdering zal onttrekken. Verweerder hoefde niet te volstaan met een lichter middel, zoals bijvoorbeeld de meldplicht. Persoonlijke omstandigheden op grond waarvan de bewaring niet proportioneel zou zijn, zijn niet gebleken. Tot slot bestaat er een redelijk vooruitzicht op verwijdering. De laisser-passer is aangevraagd en er zijn regelmatig vluchten naar Venezuela.
2.24. Tot slot voert verzoeker aan dat hij vreest bij terugkeer naar Venezuela te worden blootgesteld aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Sint Maarten is partij bij dit verdrag. Volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is uitzetting van een vreemdeling naar een ander land strijdig met artikel 3 van het EVRM als er sprake is van gegronde redenen om aan te nemen dat de vreemdeling in het land waarnaar hij wordt uitgezet een reëel risico loopt te worden onderworpen aan een door artikel 3 van de EVRM verboden behandeling of bestraffing.
2.25. Het Gerecht overweegt voorshands het volgende. Verzoeker heeft tijdens zijn (illegale) verblijf in Sint Maarten nimmer om internationale bescherming verzocht. Ook bij het verhoor na zijn aanhouding heeft verzoeker niet kenbaar gemaakt dat hij internationale bescherming in de zin van artikel 3 van de EVRM behoefde en dat hij vreesde voor een behandeling in strijd met dat artikel bij terugkeer naar Venezuela vanwege de situatie aldaar. Bij het nemen van de beschikking tot verwijdering kon en behoefde verweerder het feit dat verzoeker stelt internationale bescherming nodig te hebben dus niet te betrekken. Maar ook nu staat deze beroepsgrond niet aan verwijdering in de weg. Met verweerder is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat hetgeen verzoeker heeft ingebracht ten aanzien van de te verwachten schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer, namelijk dat verzoeker een grote kans loopt om de gevangenis in te gaan of gedwongen het leger in moet zodra hij daar aankomt, onvoldoende is onderbouwd. Hierbij is van belang dat de gestelde gevaren verzoeker er kennelijk niet van hebben weerhouden vrijwillig naar Venezuela te reizen, voordat hij werd opgepakt te Curaçao. Niet onderbouwd is dat verzoeker, enkel omdat hij door Sint Maarten wordt uitgezet, ineens persoonlijk een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. In algemene zin is het ontegenzeggelijk waar dat de omstandigheden in Venezuela slecht zijn en dat er grote problemen zijn op het gebied van mensenrechten, maar er is onvoldoende grond om te oordelen dat de algemene situatie op Venezuela dermate onveilig is dat een ieder bij terugkeer heeft te vrezen voor een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond faalt.
2.26. Gezien het vorenstaande en alle omstandigheden beschouwend acht de voorzieningenrechter voorzetting van de aan verzoeker opgelegde bewaring met het oog op verwijdering niet onrechtmatig en is er geen grond om de gevraagde voorziening tot schorsing van de beschikkingen te treffen. Het verzoek wordt afgewezen.
3 De beslissing
Het Gerecht:
wijst het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Drenth, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 17 september 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Vgl. Gemeenschappelijk Hof 23 oktober 2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:194 r.o.3.3.