Terug naar bibliotheek
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

ECLI:NL:OGEAA:2025:280 - Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba - 1 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:OGEAA:2025:2801 oktober 2025

Uitspraak inhoud

Vonnis van 1 oktober 2025

Behorend bij AUA202500500 AR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

ROLBESCHIKKING

in de zaak van:

1 [Eiser 1]2. [Eiser 2],

beiden te Aruba, eisers, gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Kock,

tegen:

[Gedaagde], wonende te [adres], [plaats] in de [woonplaats], gedaagde, niet verschenen.

1 DE PROCEDURE

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift, ingekomen op 20 februari 2025, met producties 1 tot en met 4.

2 DE BEOORDELING

2.1 Gedaagde is bij exploot van 11 maart 2025 door de deurwaarder ([deurwaarder]) opgeroepen om te verschijnen ter terechtzitting van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Gedaagde is niet in de procedure verschenen. Daarom moet het Gerecht beoordelen of de betekening en de kennisgeving van het oproepingsexploot van het verzoekschrift op zodanige wijze is geschied dat verstek tegen gedaagde kan worden verleend.

2.2 Omdat uit het verzoekschrift van eisers blijkt dat gedaagde woont op een adres in de Verenigde Staten van Amerika (hierna ook: de VS), moet de betekening plaatsvinden overeenkomstig het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken van 15 november 1965 (hierna: het Haags Betekeningsverdrag), waarbij zowel Aruba als de VS partij zijn.

2.3 Het Gerecht stelt vast dat de deurwaarder het exploot met de oproepbeschikking op 11 maart 2025 heeft afgegeven aan de directeur van het DWJZ, die het originele oproepingsexploot voor gezien heeft getekend.

2.4 Omdat het Gerecht op basis van de beschikbare stukken niet kan beoordelen of de betekening vervolgens heeft plaatsgevonden overeenkomstig het Haags Betekeningsverdrag, heeft de griffier van het Gerecht begin juni 2025 inlichtingen ingewonnen bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (hierna: DWJZ). Na rappel heeft een vertegenwoordiger van DWJZ bij e-mail van 12 september 2025 aan de griffier bericht dat DJWZ het oproepingsexploot op 4 april 2025 via Post Aruba dubbel aangetekend heeft verzonden, maar dat DWJZ tot op heden geen ontvangstbevestiging heeft ontvangen.

2.5 Hoewel de VS zich niet verzet tegen rechtstreekse verzending van gerechtelijke stukken per post aan personen die zich in het buitenland bevinden (zoals bedoeld in artikel 10 aanhef en onder a Haags Betekeningsverdrag), kan het Gerecht op basis van de voorhanden stukken niet vaststellen dat DWJZ het oproepingsexploot en het verzoekschrift aangetekend aan gedaagde heeft verzonden en deze stukken de gedaagde daadwerkelijk hebben bereikt. Het Gerecht beschikt slechts over een schriftelijke mededeling van DWJZ dat de stukken aangetekend naar het adres zijn verzonden, maar dat dit is gebeurd is niet gebleken, laat staan dat de stukken gedaagde daadwerkelijk hebben bereikt.

2.6 Het voorgaande brengt mee dat gedaagde opnieuw moet worden opgeroepen. Gelet op artikel 115 Rv en de daaruit voortvloeiende verplichtingen van het Gerecht, zal het Gerecht de deurwaarder daarom opdragen om gedaagde, overeenkomstig artikel 5 aanhef en onder 8 Rv, artikel 10 lid 1 Rv en door tussenkomst van de DWJZ op te roepen. Verder zal het Gerecht bepalen dat de oproeping moet geschieden via de formele weg zoals neergelegd in de artikelen 3 tot en met 6 van het Haags Betekeningsverdrag.

2.7 Op grond van artikel 3 van het Haags Betekeningsverdrag moet bij de aanvraag bij de centrale autoriteit van de VS gebruik worden gemaakt van het als bijlage bij het Haags Betekeningsverdrag gevoegde modelformulier (in te vullen in de Engelse of Franse taal, zie artikel 7 van het Haags Betekeningsverdrag), vergezeld van twee exemplaren van de gerechtelijke stukken, te weten:

(i) het verzoekschrift inclusief de bijbehorende producties; (ii) het vorige oproepingsexploot van 11 maart 2025; (iii) deze rolbeschikking van heden; en (iv) het nieuwe oproepingsexploot.

2.8 De hiervoor genoemde stukken moeten – op grond van de door de VS in het kader van artikel 5 van het Haags Betekeningsverdrag afgegeven verklaring – in de Engelse taal aan de centrale autoriteit in de VS worden aangeboden. Aan eisers wordt daarom verzocht om uiterlijk op 22 oktober 2025 een authentieke vertaling van de onder (i) tot en met (iv) genoemde stukken (inclusief de bij het verzoekschrift horende producties) aan de deurwaarder ([deurwaarder]) te overhandigen. Daarbij geldt dat eisers de vertaling van het onder (iv) genoemde nieuwe oproepingsexploot in afstemming met de deurwaarder zullen moeten laten opstellen. Verder zal het Gerecht bepalen dat de deurwaarder, na ontvangst van alle vertaalde stukken, gedaagde – door tussenkomst van DWJZ – zal oproepen om te verschijnen op woensdag 28 januari 2026 om 8.30 uur. Ook zal het Gerecht bepalen dat de deurwaarder een afschrift van de betekende stukken per e-mail zal verzenden naar het volgende e-mailadres: [e-mailadres], zoals opgegeven door de gemachtigde van eisers.

2.9 Het Gerecht zal verdere behandeling van het verzoek aanhouden, totdat door middel van de griffier van het Gerecht informatie is verkregen hoe door de directeur van DWJZ is voldaan aan het voorschrift dat zoveel mogelijk ervoor zorg is gedragen dat de stukken gedaagde ten spoedigste hebben bereikt en is voldaan aan het voorschrift van artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag. De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van 28 januari 2026 voor wederoproeping.

2.10 Het Gerecht houdt iedere verdere beslissing aan.

3 DE UITSPRAAK

Het Gerecht:

  • draagt eisers op om uiterlijk op 22 oktober 2025 een authentieke vertaling van de onder 2.7 (i) tot en met (iv) genoemde stukken (inclusief de bij het verzoekschrift horende producties) in de Engelse taal aan de deurwaarder ([deurwaarder]) te overhandigen;

  • bepaalt dat gedaagde, wonende te [adres], [plaats] in de [woonplaats], door deurwaarder [deurwaarder] wederom zal worden opgeroepen, met inachtneming van de termijn in artikel 10 lid 1 Rv en de vereisten van het Haags Betekeningsverdrag (een en ander zoals hiervoor in 2.6, 2.7 en 2.8 weergegeven), om te verschijnen op woensdag 28 januari 2026 om 8.30 uur, met toezending van de onder 2.7 (i) tot en met (iv) genoemde stukken en hem aan te zeggen dat hij voor of op de rechtsdag schriftelijk op het verzoekschrift kan antwoorden;

  • houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 1 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.