ECLI:NL:OGEAA:2025:279 - Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba - 1 oktober 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Vonnis van 1 oktober 2025
Behorend bij AUA202404563 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
ROLBESCHIKKING
in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht PROTEAS SECRETARIAL LTD., te Cyprus, eiseres, gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Kock,
tegen:
TIELKO COMMERCIAL LTD., gevestigd te Craigmuir Chambers, P.O. Box 71, Road Town, Tortola, VG1110, BVI in de Britse Maagdeneilanden, gedaagde, niet verschenen.
1 DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 11 oktober 2024, met producties 1 tot en met 5.
2 DE BEOORDELING
2.1 Gedaagde is bij exploot van 11 maart 2025 door de deurwaarder ([deurwaarder]) opgeroepen om te verschijnen op 25 juni 2025 om 8.30 uur ter terechtzitting van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Gedaagde is niet in de procedure verschenen. Daarom moet het Gerecht beoordelen of de betekening en de kennisgeving van het oproepingsexploot van het verzoekschrift op zodanige wijze is geschied dat verstek tegen gedaagde kan worden verleend.
2.2 Omdat uit het verzoekschrift van eiseres blijkt van een adres van gedaagde in de Britse Maagdeneilanden, moet de betekening plaatsvinden overeenkomstig het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken van 15 november 1965 (hierna: het Haags Betekeningsverdrag), waarbij zowel Aruba als het Verenigd Koninkrijk (waaronder ook de Britse Maagdeneilanden) partij zijn. Verder is in de oproepingsbeschikking bepaald dat het exploot moet zijn gepubliceerd in het dagblad Diario en in de Landscourant vóór 25 maart 2025.
2.3 Het Gerecht stelt vast dat de deurwaarder het exploot met de oproepbeschikking op 11 maart 2025 heeft overgegeven aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (hierna: DWJZ), die het originele oproepingsexploot voor gezien heeft getekend. Verder stelt het Gerecht vast dat het exploot niet is gepubliceerd in het dagblad Diario en ook niet is aangekondigd in de Landscourant.
2.4 Omdat het Gerecht op basis van de beschikbare stukken niet kan beoordelen of de betekening heeft plaatsgevonden overeenkomstig het Haags Betekeningsverdrag, heeft de griffier van het Gerecht inlichtingen ingewonnen bij DWJZ. Bij e-mail van 12 september 2025 heeft een vertegenwoordiger van DWJZ aan de griffier bericht dat DJWZ het oproepingsexploot op 4 april 2025 via Post Aruba dubbel aangetekend aan het adres van gedaagde heeft verzonden, maar dat DWJZ tot op heden geen ontvangstbevestiging heeft ontvangen. Als bijlage heeft DWJZ een kopie van een brief meegestuurd. In deze brief, geadresseerd aan gedaagde en gedateerd 21 maart 2025, staat dat als bijlage een afschrift van het oproepingsexploot wordt meegezonden.
2.5 Hoewel het Verenigd Koninkrijk zich niet verzet tegen rechtstreekse verzending van gerechtelijke stukken per post aan personen die zich in het buitenland bevinden (zoals bedoeld in artikel 10 aanhef en onder a Haags Betekeningsverdrag), kan het Gerecht op basis van de voorhanden stukken niet vaststellen dat de volgens opgaaf van DWJZ verzonden stukken gedaagde daadwerkelijk hebben bereikt.
2.6 Het voorgaande brengt mee dat gedaagde opnieuw moet worden opgeroepen. Gelet op artikel 115 Rv en de daaruit voortvloeiende verplichtingen van het Gerecht, zal het Gerecht de deurwaarder daarom opdragen om gedaagde, overeenkomstig artikel 5 aanhef en onder 8 Rv, artikel 10 lid 1 Rv en door tussenkomst van de DWJZ op te roepen. Verder zal het Gerecht bepalen dat de oproeping moet geschieden via de formele weg zoals neergelegd in de artikelen 3 tot en met 6 van het Haags Betekeningsverdrag.
2.7 Op grond van artikel 3 van het Haags Betekeningsverdrag moet bij de aanvraag bij de centrale autoriteit van het Verenigd Koninkrijk gebruik worden gemaakt van het als bijlage bij het Haags Betekeningsverdrag gevoegde modelformulier (in te vullen in de Engelse of Franse taal, zie artikel 7 van het Haags Betekeningsverdrag), vergezeld van twee exemplaren van de gerechtelijke stukken, te weten:
(i) het verzoekschrift inclusief de bijbehorende producties; (ii) het vorige oproepingsexploot van 11 maart 2025; (iii) deze rolbeschikking van heden; en (iv) het nieuwe oproepingsexploot.
2.8 De hiervoor genoemde stukken moeten – op grond van de door het Verenigd Koninkrijk in het kader van artikel 5 van het Haags Betekeningsverdrag afgegeven verklaring – in de Engelse taal aan de centrale autoriteit in het Verenigd Koninkrijk worden aangeboden. Aan de eiseres wordt daarom verzocht om uiterlijk op 22 oktober 2025 een authentieke vertaling van de onder (i) tot en met (iv) genoemde stukken (inclusief de bij het verzoekschrift horende producties) aan de deurwaarder ([deurwaarder]) te overhandigen. Daarbij geldt dat eiseres de vertaling van het onder (iv) genoemde nieuwe oproepingsexploot in afstemming met de deurwaarder zal moeten laten opstellen. Verder zal het Gerecht bepalen dat de deurwaarder, na ontvangst van alle vertaalde stukken, gedaagde – door tussenkomst van DWJZ – zal oproepen om te verschijnen op woensdag 28 januari 2026 om 8.30 uur. Het Gerecht ziet geen aanleiding om gehoor te geven aan het verzoek van eiseres om een verkorte oproepingstermijn te bepalen, omdat eiseres dat verzoek onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.9 Het Gerecht zal verdere behandeling van het verzoek aanhouden, totdat door middel van de griffier van het Gerecht informatie is verkregen hoe door de directeur van DWJZ is voldaan aan het voorschrift dat zoveel mogelijk ervoor zorg is gedragen dat de stukken gedaagde ten spoedigste hebben bereikt en is voldaan aan het voorschrift van artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag. De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van 28 januari 2026 voor wederoproeping.
2.10 Het Gerecht houdt iedere verdere beslissing aan.
3 DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
-
draagt eiseres op om uiterlijk op 22 oktober 2025 een authentieke vertaling van de onder 2.7 (i) tot en met (iv) genoemde stukken (inclusief de bij het verzoekschrift horende producties) in de Engelse taal aan de deurwaarder ([deurwaarder]) te overhandigen;
-
bepaalt dat gedaagde, gevestigd te Craigmuir Chambers, P.O. Box 71, Road Town Tortola, VG1110, BVI in de Britse Maagdeneilanden, door deurwaarder [deurwaarder] wederom zal worden opgeroepen, met inachtneming van de termijn in artikel 10 lid 1 Rv en de vereisten van het Haags Betekeningsverdrag (een en ander zoals hiervoor in 2.6, 2.7 en 2.8 weergegeven), om te verschijnen op woensdag 28 januari 2026 om 8.30 uur, met toezending van de onder 2.7 (i) tot en met (iv) genoemde stukken en hem aan te zeggen dat hij voor of op de rechtsdag schriftelijk op het verzoekschrift kan antwoorden;
-
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 1 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.