ECLI:NL:OGEAA:2025:241 - Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba - 20 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Vonnis van 20 augustus 2025
Behorend bij A.R. no. AUA202300966
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser], wonende te Aruba, eiser, hierna te noemen: de man, gemachtigde: de advocaat mr. M.O. Lopez,
tegen:
[Gedaagde], wonende te Aruba, gedaagde, hierna te noemen: de vrouw, gemachtigde: de advocaat mr. S.A. Kock.
1 DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het inleidend verzoekschrift, met producties, van 17 maart 2023;
-
de conclusie van antwoord, met producties, van 21 juni 2023;
-
het comparitievonnis van 13 september 2023;
-
de comparitie van partijen van 5 december 2023.
1.2 Naar aanleiding van de comparitie hebben partijen getracht tot een minnelijke regeling te komen. Op de rol van 12 februari 2025 is namens de man meegedeeld dat een minnelijke regeling niet is bereikt. Bij akte uitlating regeling en overlegging producties van eveneens 12 februari 2025 heeft de vrouw zich nader uitgelaten en producties overgelegd, een en ander zoals tijdens de comparitie van partijen was besproken. Bij akte van 21 mei 2025 heeft de man op deze akte en overgelegde stukken gereageerd. De bij deze akte overgelegde producties zijn bij wege van rolbeslissing aan de man geretourneerd, nu daartoe geen gelegenheid was geboden.
1.3 Vonnis is vervolgens nader bepaald op vandaag.
2 DE FEITEN
2.1 Partijen zijn op 28 december 1992 in Aruba in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2 Bij beschikking van dit Gerecht van 14 januari 2009 (zaaknummer EJ3225 van 2008) is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de verdeling bevolen van de gemeenschap waarin partijen zijn gehuwd. De echtscheidingsbeschikking is op 2 juni 2009 ingeschreven in de daartoe bestemde registers.
2.3 Partijen zijn niet tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap overgegaan.
3 DE VORDERING
3.1 De man vordert om, uitvoerbaar bij voorraad:
-
de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap te gelasten op de wijze zoals door de man in het inleidend verzoek voorgesteld;
-
een makelaar te benoemen om de tot de gemeenschap behorende onroerende zaken te verkopen;
-
mr. Rodriquez-Taekema tot boedelnotaris te benoemen die zich met de boedelscheiding zal bezighouden;
-
een onzijdig persoon aan te wijzen die naar redelijkheid de weigerachtige partij ten overstaan van de boedelnotaris kan vertegenwoordigen;
-
de proceskosten ten laste van de boedel te laten komen.
3.2 De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat het partijen niet lukt om onderling tot een verdeling te komen en dat de verdeling “rekening houdende met redelijkheids- c.q. billijkheidsoverwegingen ten aanzien van ieder der partijen” moet worden gelast.
3.3 De vrouw voert verweer tegen de door de man voorgestelde verdeling.
3.4 Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 DE BEOORDELING
4.1 Vast staat dat het partijen niet is gelukt onderling tot een verdeling van de tussen hen bestaande, ontbonden huwelijksgoederengemeenschap te komen. Indien de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling daarvan kunnen bereiken, kan de rechter op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW de verdeling van die gemeenschap vaststellen. Daarbij dient naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang, De rechter die de verdeling vaststelt geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631).
De omvang van de huwelijksgoederengemeenschap
4.2 De peildatum voor het bepalen van de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap is, zoals tijdens de comparitie van partijen met partijen besproken, 2 juni 2009.
4.3 Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd blijkt dat het volgende tot de te verdelen gemeenschap behoort:
-
het recht van erfpacht op het perceel gelegen te [adres 1], in [plaats 1] te Aruba (kadastraal bekend als nr. [kadastraal nummer 1], groot 621 m2), met daarop onder meer gebouwd een woonhuis (hierna: de echtelijke woning);
-
het recht van erfpacht op het perceel gelegen te [adres 2], in [plaats 1] te Aruba (kadastraal bekend als nr. [kadastraal nummer 2]), met daarop gebouwd een woonhuis;
-
1/22 deel van de onroerende zaak (woonhuis met appartement) gelegen te [adres 3] te Aruba;
-
de pensioenrechten van partijen;
-
de inboedel van de echtelijke woning;
-
de hypothecaire geldlening afgesloten met FCCA;
-
een motor van het merk Harley Davidson.
4.4 Vast staat dat delen van de onroerende zaak [adres 2] worden verhuurd en dat de huurinkomsten aan beide partijen toekomen.
4.5 Voorts is nog door de vrouw betoogd dat tot de te verdelen gemeenschap behoort de verkoopopbrengst van een perceel grond te [plaats 2] van Afl. 50.000,-. Volgens de vrouw heeft de man dit bedrag ontvangen zonder haar daarover te informeren en is dit geld niet aan hun familie ten goede gekomen. De man heeft dit weersproken. Hij heeft aangevoerd dat dit in 2005 ontvangen bedrag onder meer is besteed aan de aanschaf van de hiervoor in 4.3 onder 7 genoemde motor en aan een vakantie voor het gezin. Nu de vrouw heeft erkend dat de motor met deze gelden is gekocht en zij geen concrete feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die tot het oordeel (kunnen) leiden dat de man het restantbedrag niet gedurende het huwelijk heeft besteed, gaat het Gerecht ervan uit dat het geld voor de peildatum is verbruikt.
4.6 De vrouw heeft zich verder op het standpunt gesteld dat zij sinds de echtscheiding alle aan de echtelijke woning verbonden lasten (grondbelasting, erfpachtcanon, verzekering) heeft betaald en dat de man is gehouden de helft daarvan aan haar terug te betalen. Tot slot vordert de man een vergoeding van de vrouw voor het gebruik van de echtelijke woning en de vrouw van de man een vergoeding voor het gebruik van de woning aan de [plaats 3] van de man en een vergoeding voor het door haar volgens haar gevoerde beheer over de echtelijke woning.
De wijze van verdeling
De echtelijke woning
4.7 Volgens de man bedroeg de marktwaarde van de echtelijke woning in 2023 Afl. 285.000,-. De vrouw wil dat de echtelijke woning aan haar wordt toegedeeld. Tijdens de comparitie van partijen heeft zij echter meegedeeld een toedeling van de woning tegen de huidige waarde niet te kunnen betalen. Gelet hierop en nu de man niet instemt met het voorstel van de vrouw om zonder verrekening wegens overbedeling de echtelijke woning aan haar en de onroerende zaak aan de [adres 2] (met een marktwaarde volgens de man van Afl. 110.000,-) aan de man toe te delen, zal de echtelijke woning moeten worden verkocht.
4.8 Zoals tijdens de comparitie van partijen besproken, zullen partijen – door tussenkomst van hun beider advocaten – gezamenlijk een aan Remax verbonden makelaar opdracht moeten geven de woning te verkopen. Deze makelaar zal de verkoopprijs bepalen. Indien de woning niet binnen twaalf maanden na het in de verkoop zetten is verkocht, zal de woning openbaar worden verkocht, tenzij partijen op dat moment gezamenlijk anders beslissen. Ieder van partijen kan zich op dat moment tot een te Aruba gevestigde notaris wenden met de opdracht de woning openbaar te verkopen. De aan de (eventueel openbare) verkoop verbonden kosten dienen door partijen gezamenlijk, bij helfte te worden gedragen.
4.9 De na voldoening van alle aan de verkoop verbonden kosten resterende verkoopopbrengst van de echtelijke woning dient tussen partijen gelijkelijk te worden verdeeld.
4.10 De vrouw dient op eerste verzoek van de makelaar alle handelingen te verrichten die nodig zijn om tot verkoop en levering van de woning te komen, zoals het meewerken aan het maken van foto’s en bezichtigingen, ervoor zorgen dat de woning in behoorlijke staat en opgeruimd is en dat de woning tijdig voor de notariële levering is ontruimd.
Hypothecaire geldlening
4.11 Op de echtelijke woning rustte een hypothecaire geldlening waarvoor rente en aflossing moest worden betaald. Blijkens de stellingen van partijen en de overgelegde stukken, bedroeg de restant hypotheekschuld op de peildatum Afl. 92.466,02. Vast staat dat deze lening per 27 maart 2018 volledig was afgelost en dat de vrouw voor de betaling daarvan heeft gezorgd. Tevens staat als niet, althans onvoldoende weersproken vast dat de vrouw de hypotheekbetalingen met de door haar voor de [adres 2] ontvangen huurpenningen heeft gedaan. Aldus is de hypothecaire geldlening door partijen gezamenlijk afgelost. Indien en voor zover de ontvangen huur niet ook de (volledige) rentelasten heeft gedekt, geldt dat dit deel dan terecht door de vrouw is betaald omdat zij met uitsluiting van de man in de woning verblijft. Voor enige terugbetaling door de man aan de vrouw bestaat daarom geen grond.
De eigenaarslasten van de echtelijke woning, onderhoud en gebruiksvergoeding
4.12 Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw sinds de echtscheiding de eigenaarslasten van de woning (te weten de erfpachtcanon van Afl. 372,- per jaar, grondbelasting van gemiddeld ongeveer Afl. 450,- per jaar en brandverzekering van Afl. 676,- per jaar) heeft voldaan. Nu, zoals niet in geschil, de vrouw sinds de echtscheiding alleen het gebruik van de echtelijke woning heeft, ziet het Gerecht aanleiding te bepalen dat deze eigenaarslasten die door de vrouw zijn betaald en al deze verder nog te betalen lasten (totdat de woning is verkocht en geleverd aan een derde en zolang zij in de woning verblijft) voor rekening komen van de vrouw. De man hoeft niet aan deze lasten bij te dragen.
4.13 Volgens de vrouw heeft zij onderhoud aan de echtelijke woning verricht en de kosten daarvan van Afl. 15.688,18 gedragen. Uit de stukken die de vrouw dienaangaande heeft overgelegd blijkt dat dit het normale onderhoud van de woning betreft. Nu de vrouw met uitsluiting van de man in de woning verblijft, dienen deze kosten voor haar rekening te blijven. Maar ook indien en voor zover werkzaamheden zijn verricht die als eigenaarslasten zouden kunnen worden aangemerkt (en daarom mede door de man zouden moeten worden betaald), dan dienen deze kosten voor rekening van de vrouw te blijven. Daartegenover en tegenover het dragen van de in 4.12 genoemde eigenaarslasten en de eventueel door de vrouw betaalde, hiervoor in 4.11 bedoelde rentelasten, staat dat aan de man geen door de vrouw te betalen gebruiksvergoeding zal worden toegekend. Dit verzoek van de man wordt daarom afgewezen.
Beheervergoeding
4.14 De vrouw heeft verzocht te bepalen dat haar een beheervergoeding toekomt. Volgens de vrouw is het beheer van de echtelijke woning door alleen haar uitgevoerd en ligt een vergoeding daarvoor in de rede omdat ook een vergoeding moet worden betaald als het beheer door een derde wordt verricht. Dit betoog wordt gepasseerd, reeds omdat de vrouw niet heeft geconcretiseerd dat niet onder het normale gebruik van de woning vallende beheersdaden zijn verricht.
De inboedel
4.15 Tijdens de comparitie van partijen is door partijen meegedeeld dat de inboedel van de echtelijke woning als verdeeld kan worden beschouwd. Daarover dient derhalve niet meer te worden beslist. De onroerende zaak te [adres 2]
4.16 Ook deze onroerende zaak zal (al dan niet in verhuurde staat) moeten worden verkocht. Ook voor deze verkoop zullen partijen – door tussenkomst van hun beider advocaten – gezamenlijk een aan Remax verbonden makelaar opdracht moeten geven. Deze makelaar zal de verkoopprijs bepalen. Indien de onroerende zaak niet binnen twaalf maanden na het in de verkoop zetten is verkocht, zal deze openbaar worden verkocht, tenzij partijen op dat moment gezamenlijk anders beslissen. Ieder van partijen kan zich op dat moment tot een te Aruba gevestigde notaris wenden met de opdracht de onroerende zaak openbaar te verkopen. De aan de (eventueel openbare) verkoop verbonden kosten dienen door partijen gezamenlijk, bij helfte te worden gedragen.
4.17 De na voldoening van alle aan de verkoop verbonden kosten en betaling van de nog openstaande erfpachtcanon resterende verkoopopbrengst, dient tussen partijen gelijkelijk te worden verdeeld.
4.18 Vast staat dat de onroerende zaak wordt verhuurd. Zoals hiervoor is overwogen, zijn de huurinkomsten tot 27 maart 2018 voor de aflossing van de op de echtelijke woning rustende hypothecaire geldlening aangewend. Voor wat betreft de vanaf april 2018 ontvangen huurinkomsten geldt dat (ook) deze aan de man en vrouw gezamenlijk toekomen.
4.19 Tijdens de comparitie van partijen heeft de vrouw desgevraagd verklaard dat zij vanaf 2009 Afl. 900,- aan huur ontving, waarin was begrepen een vergoeding voor water en elektriciteit, dat zij vanaf 2014 tevens een trailer voor Afl. 400,- aan huur inclusief water en elektriciteit verhuurde en dat zij vanaf 2017 een tweede trailer verhuurde voor eveneens Afl. 400,- per maand (inclusief water en elektriciteit). Bij haar laatste akte heeft de vrouw als productie 13 verklaringen overgelegd van de huurders. Dit betreffen een tweetal verklaringen van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), twee verklaringen van [betrokkene 2] (hierna [betrokkene 2]) en twee verklaringen van [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]). [Betrokkene 1] verklaart dat hij tot en met december 2023 Afl. 850,- inclusief water en stroom betaalde en vanaf januari 2024 Afl. 850,- exclusief water en stroom. [Betrokkene 2] verklaart dat hij vanaf 2014 huurt en voor de maanden december 2023 en januari 2024 Afl. 400,- per maand aan huur betaalde, in februari 2024 Afl. 500,- inclusief water en stroom en vanaf maart 2024 Afl. 500,- exclusief water en stroom. [Betrokkene 3] tot slot verklaart dat hij vanaf april 2019 huurt en in december 2023 en januari 2024 Afl. 350,- en in februari 2024 Afl. 400,- inclusief water en stroom betaalde en vanaf maart 2024 Afl. 400,- per maand, exclusief water en stroom. Tevens verklaren alle drie huurders dat zij de huur sinds december 2023 aan de man betalen.
4.20 Uit de niet, althans onvoldoende weersproken stellingen van de vrouw en de hiervoor weergegeven, door de man niet weersproken verklaringen van de huurders, blijkt als volgt. De vrouw ontving vanaf april 2018 tot december 2023 een bedrag van in totaal Afl. 1.700,- aan huur. Dit was inclusief water en stroom. Bij gebrek aan concrete stellingen dienaangaande, begroot het Gerecht om proceseconomische redenen de utiliteitskosten voor de woning op Afl. 100,- per maand en voor beide trailers op Afl. 50,- per maand (derhalve in totaal op Afl. 200,- per maand), zodat de maandelijkse netto huur Afl. 1.500,- bedroeg. Dit betekent dat de vrouw in de genoemde periode (van 68 maanden) een bedrag van in totaal Afl.102.000,- aan huur heeft ontvangen. Van dit bedrag dient zij de helft, zijnde Afl. 51.000,- aan de man te betalen. Nu de man de verklaringen van de huurders niet heeft weersproken, gaat het Gerecht ervan uit dat hij vanaf december 2023 de huur ontvangt. Gelet op de huurders genoemde bedragen en rekening houdend met de in december 2023 inbegrepen kosten voor water en stroom zoals hiervoor begroot, heeft de man van de huurder [betrokkene 1] over de periode december 2023 tot en met heden een bedrag van Afl. 17.750,- aan huur ontvangen, van de huurder [betrokkene 2] Afl. 10.150,- en van de huurder [betrokkene 3] Afl. 8.150,-. In totaal heeft de man tot op heden dus Afl. 36.050,- aan huur ontvangen. Van dit bedrag dient hij de helft, zijnde Afl. 18.025,-, aan de vrouw te betalen. Daarnaast dient de man de helft van de huur die hij vanaf september 2025 ontvangt, aan de vrouw te voldoen.
Het aandeel in de onroerende zaak [adres 3]
4.21 Tot de te verdelen gemeenschap behoort het onverdeelde 1/22e aandeel in de tot de nalatenschap van de moeder van de vrouw behorende onroerende zaak gelegen te Palm Beach 158. Dit onverdeelde aandeel zal aan de vrouw worden toegedeeld. Nu de vrouw bij akte uitlating regeling onderbouwd met stukken heeft gesteld dat dit aandeel Afl. 19.539,10 waard is en de man dit in zijn antwoordakte niet heeft weersproken, zal de toedeling geschieden onder de verplichting van de vrouw om wegens overbedeling een bedrag van Afl. 9.769,55 aan de man te voldoen.
De pensioenrechten
4.22 Tussen partijen is niet in geschil dat zij beiden pensioenrechten hebben opgebouwd die in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vallen en die tussen hen moeten worden verdeeld. Omdat partijen aangaande de omvang van het pensioen geen concrete feiten hebben aangedragen, zal het Gerecht bepalen dat zij over en weer recht hebben op de helft van het door de ander tot aan de peildatum opgebouwde pensioen.
De motor
4.23 Tot de te verdelen gemeenschap behoort een motor van het merk Harley Davidson Wide Glide, bouwjaar 1999. Deze motor is in 2005 door de man gekocht voor Afl. 18.000,-. Op grond van hetgeen partijen dienaangaande hebben aangevoerd, gaat het Gerecht ervan uit dat de waarde van deze motor op de peildatum Afl. 12.000,- bedroeg. Nu de man de beschikking had over de motor, daarvan gebruik heeft gemaakt en de motor in 2020 op eigen instigatie heeft verkocht, dient hij ter zake van de motor een bedrag van Afl. 6.000,- wegens overbedeling aan de vrouw te betalen.
Slotsom
4.24 De slotsom van al het voorgaande is dat de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgoederengemeenschap als volgt zal worden verdeeld. De echtelijke woning en de onroerende zaak gelegen te [adres 2] zullen worden verkocht en de opbrengsten moeten worden verdeeld op de wijze zoals hiervoor in 4.8 tot en met 4.10, 4.16 en 4.17 omschreven. Ter zake van de door de vrouw ontvangen huurinkomsten dient zij een bedrag van Afl. 51.000,- aan de man te betalen. De man dient op zijn beurt ter zake van de door hem ontvangen huurinkomsten een bedrag van Afl. 18.025,-, aan de vrouw te voldoen. Per saldo dient de vrouw derhalve een bedrag van Afl. 32.975,- aan de man te betalen. De man dient de helft van de huur die hij vanaf september 2025 ontvangt, aan de vrouw te voldoen. Verder dient de man ter zake van de motor een bedrag van Afl. 6.000,- aan de vrouw te betalen en het onverdeelde 1/22e aandeel in de tot de nalatenschap van de moeder van de vrouw behorende onroerende zaak gelegen te Palm Beach 158 zal aan de vrouw worden toegedeeld, onder de verplichting van de vrouw om wegens overbedeling een bedrag van Afl. 9.769,55 aan de man te voldoen. Voor wat betreft de pensioenrechten hebben partijen over en weer recht op de helft van het door de ander tot aan de peildatum opgebouwde pensioen.
4.25 Nu de onroerende zaken moeten worden verkocht, bestaat geen belang bij het benoemen van een notaris, zoals door de man verzocht. Het verzoek van de man een onzijdige persoon te benoemen die de eventueel weigerachtige persoon kan vertegenwoordigen zal eveneens worden afgewezen, nu het Gerecht geen aanleiding heeft aan te nemen dat partijen, die immers beiden de verdeling wensen, niet zullen meewerken. De verzochte gebruiksvergoeding en beheervergoeding tot slot worden eveneens afgewezen en voor (terug)betaling van de hypotheeklasten, eigenaarslasten en onderhoudskosten bestaat geen grond.
4.26 Omdat partijen gewezen echtelieden zijn, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5 DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
5.1 bepaalt in het kader van (de wijze van) de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgoederengemeenschap als volgt:
5.1.1 bepaalt dat de echtelijke woning, gelegen te [adres 1], met inachtneming van hetgeen in 4.8 en 4.10 is overwogen, aan een derde zal worden verkocht en dat de verkoopopbrengst van de woning, na aftrek van de aan de verkoop verbonden kosten, gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
5.1.2 bepaalt dat de onroerende zaak, gelegen te [adres 2], met inachtneming van hetgeen in 4.16 is overwogen, aan een derde zal worden verkocht en dat de verkoopopbrengst van de woning, na aftrek van de aan de verkoop verbonden kosten en betaling van de nog openstaande erfpachtcanon, gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
5.1.3 veroordeelt de vrouw om ter zake van de tot en met december 2023 ontvangen huurinkomsten het bedrag van Afl. 32.975,- aan de man te betalen;
5.1.4 veroordeelt de man om van de vanaf heden door hem te ontvangen huurinkomsten de helft aan de vrouw te voldoen;
5.1.5 veroordeelt de man ter zake van de motor een bedrag van Afl. 6.000,- aan de vrouw te betalen;
5.1.6 deelt toe aan de vrouw het onverdeelde 1/22e aandeel in de onroerende zaak gelegen te [adres 3], onder de verplichting om wegens overbedeling een bedrag van Afl. 9.769,55 aan de man te voldoen;
5.1.7 bepaalt dat de man en de vrouw over en weer recht hebben op de helft van het door de ander tot aan 2 juni 2009 opgebouwde pensioen;
5.2 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3 compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.4 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 augustus 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.