ECLI:NL:HR:2025:849 - Hoge Raad - 5 juni 2025
Arrest
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 24/04227 Datum 6 juni 2025
ARREST
In de zaak van
DBS2 NEDERLAND B.V., gevestigd te Katwijk, VERZOEKSTER tot cassatie, hierna: DBS2, advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
STICHTING OBLIGATIEHOUDERS DBS2, gevestigd te Amstelveen, VERWEERSTER in cassatie, hierna: de Stichting, niet verschenen.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar: a. de beschikking in de zaak C/09/670490 / FT RK 24/669 van de rechtbank Den Haag van 17 september 2024; b. het arrest in de zaak 200.346.256/01 van het gerechtshof Den Haag van 12 november 2024. DBS2 heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld en heeft een aanvullende procesinleiding ingediend. De Stichting heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van DBS2 heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) DBS2 heeft tussen 2016 en 2020 obligaties uitgegeven aan 63 obligatiehouders. (ii) De obligatiehouders hebben voor de uitoefening van hun vorderingsrechten op DBS2 een privatieve last aan de Stichting gegeven. (iii) DBS2 laat de obligatiehouders onbetaald. (iv) De Stichting heeft zelf een opeisbare vordering op DBS2.
2.2 De Stichting verzoekt om DBS2 in staat van faillissement te verklaren.
2.3 De rechtbank
2.4 Het hof
3 Beoordeling van het middel
3.1 Onderdeel I.2 van het middel klaagt onder meer dat rov. 2.10 blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. De omstandigheid dat de vorderingen van de obligatiehouders uitsluitend kunnen worden ingesteld door de Stichting omdat die een privatieve last heeft, betekent volgens de klacht dat DBS2 weliswaar meerdere schulden heeft maar slechts één schuldeiser, en dat dit niet voldoende is voor pluraliteit.
3.2 De klacht faalt. Voor het uitspreken van een faillietverklaring is naar vaste rechtspraak vereist dat de schuldenaar meer dan één schuldeiser heeft.
3.3 De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 6 juni 2025.
Rechtbank Den Haag 17 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14718.
Gerechtshof Den Haag 12 november 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2271.
Zie o.m. HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:488, rov. 3.3.2 en HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1681, rov. 3.4.1.