ECLI:NL:HR:2025:1534 - Hoge Raad - 10 oktober 2025
Arrest
Formele relaties
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 25/00497 Datum 10 oktober 2025
ARREST IN HET INCIDENT
In de zaak van
STICHTING MILIEU EN MENS, gevestigd te Zwolle, EISERES in het incident, hierna: M&M, advocaat: C.S.G. Janssens,
tegen
- VERENIGING MILIEUDEFENSIE,
gevestigd te Amsterdam,
- STICHTING GREENPEACE NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
- LANDELIJKE VERENIGING TOT BEHOUD VAN DE WADDENZEE,
gevestigd te Harlingen,
- STICHTING TER BEVORDERING VAN DE FOSSIELVRIJ-BEWEGING,
gevestigd te Amsterdam,
- STICHTING BOTH ENDS,
gevestigd te Amsterdam,
- JONGEREN MILIEU ACTIEF,
gevestigd te Amsterdam, VERWEERSTERS in het incident, eiseressen tot cassatie, hierna gezamenlijk: Milieudefensie c.s., advocaten: P.A. Fruytier en J.P. Jas,
en tegen
SHELL PLC, gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk, VERWEERSTER in het incident, verweerster in cassatie, hierna: Shell, advocaten: F.E. Vermeulen en A.G. Colenbrander.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar: a. het vonnis in de zaak C/09/571932 / HA ZA 19-379 van de rechtbank Den Haag van 26 mei 2021; b. de arresten in de zaak 200.302.332/01 van het gerechtshof Den Haag van 25 april 2023 (voegingsincident) en 12 november 2024. Milieudefensie c.s. hebben tegen het arrest van het hof van 12 november 2024 beroep in cassatie ingesteld. M&M heeft bij incidentele conclusie gevorderd zich in het geding tussen partijen aan de zijde van Shell te mogen voegen. Milieudefensie c.s. hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van M&M in haar incidentele vordering tot voeging, althans tot afwijzing van die vordering. Shell refereert zich in het voegingsincident aan het oordeel van de Hoge Raad. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot toewijzing van de incidentele vordering tot voeging.
2 Uitgangspunten
2.1 Voor de beoordeling van de incidentele vordering tot voeging kan worden uitgegaan van het volgende.
(i) Milieudefensie c.s. zijn belangenorganisaties die zich ten doel stellen – kort gezegd – de bescherming van de natuur en het milieu.
(ii) Shell is de tophoudstermaatschappij van de Shell-groep.
(iii) M&M is op 3 februari 2022 opgericht. Haar statutaire doelstelling houdt, voor zover van belang, het volgende in (art. 3 van haar statuten):
“1. De Stichting heeft ten doel om de belangen en rechten van Nederlandse burgers in verband met energie, in brede zin (inclusief democratie, economie, omgeving, klimaat en gezondheid), te beschermen, behartigen en vertegenwoordigen, daaronder begrepen het in rechte vertegenwoordigen van die belangen en rechten en het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
-
De Stichting bevordert het algemeen belang, heeft een ideëel doel en streeft ernaar een algemeen nut beogende instelling te [zijn]. Zij heeft geen winstoogmerk.
-
De Stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door:
a. het voeren van juridische procedures teneinde de belangen en rechten van Nederlandse burgers ter zake van energie (zoals hierboven omschreven) te verdedigen, beschermen en in rechte erkend te krijgen casu quo te handhaven en af te dwingen;
(…)”
2.2 In dit geding hebben Milieudefensie c.s. op de voet van art. 3:305a BW vorderingen ingesteld tegen Shell, die ertoe strekken te bewerkstelligen dat Shell de CO2-emissies die zijn verbonden aan de bedrijfsactiviteiten en verkochte energiedragende producten van de Shell-groep zodanig beperkt of doet beperken dat deze in 2030 zullen zijn verminderd met 45% ten opzichte van het niveau van 1990. De rechtbank heeft de vorderingen grotendeels toegewezen.
2.3 M&M heeft in het door Shell ingestelde hoger beroep gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van Shell. Het hof heeft die vordering toegewezen.
2.4 Het hof heeft bij eindarrest
2.5 Milieudefensie c.s. hebben cassatieberoep ingesteld tegen het eindarrest. Zij hebben alleen Shell als verweerster in de cassatieprocedure betrokken. M&M heeft in cassatie opnieuw gevorderd zich aan de zijde van Shell te mogen voegen.
3 Beoordeling van de incidentele vordering tot voeging
3.1.1 M&M heeft in cassatie haar belang bij voeging als volgt toegelicht. M&M komt als belangenorganisatie op voor de belangen en rechten van Nederlandse burgers in verband met energie. Zij streeft naar betaalbare energie en energiezekerheid voor alle inwoners van Nederland. M&M wenst – door zich te voegen – haar ideële doelen te realiseren, te weten het bewerkstellingen dat in een democratisch proces een optimaal evenwicht wordt bereikt tussen klimaat- en energiebeleid en voor iedereen betaalbare energie. Als de vorderingen van Milieudefensie c.s. worden toegewezen, zal dat leiden tot enorme verhoging van de energieprijzen en tot een verdere toename van al bestaande energiearmoede. Het is daarom in het belang van de personen die M&M vertegenwoordigt dat de vorderingen van Milieudefensie c.s. worden afgewezen.
3.1.2 Milieudefensie c.s. voeren aan, samengevat, dat M&M niet voldoet aan de eisen van art. 3:305a BW en dat evenmin wordt voldaan aan de eisen van art. 217 Rv, nu het gestelde belang bij voeging uitsluitend is gelegen in het voorkomen van precedentwerking.
3.2.1 Ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen (art. 217 Rv). Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich wenst te voegen. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert. In de mogelijke precedentwerking van die uitspraak is dus niet reeds een voldoende belang gelegen, ook niet indien sprake is van sterk op elkaar gelijkende vorderingen of feitencomplexen tussen deels dezelfde partijen.
3.2.2 De bevoegdheid van een procespartij om een rechtsmiddel aan te wenden, sluit niet uit dat die partij een gerechtvaardigd belang erbij kan hebben om louter door middel van een vordering tot voeging in de volgende instantie, betrokken te blijven bij het geding en het standpunt van de partij aan wier zijde zij zich voegt, te ondersteunen door aanvoering van nadere argumenten. Wel kan een vordering tot voeging worden afgewezen wegens strijd met de eisen van een goede procesorde of wegens misbruik van procesrecht.
3.3 M&M wenst zich in cassatie als belangenorganisatie te voegen aan de zijde van Shell, de oorspronkelijk gedaagde in deze art. 3:305a BW-procedure. Voeging in een dergelijke procedure aan de zijde van de oorspronkelijk eiser is onverenigbaar met het wettelijk systeem zoals neergelegd in de art. 1018d en 1018e Rv. Dat geldt echter niet voor voeging aan de zijde van de oorspronkelijk gedaagde in zo’n procedure.
Indien een partij die zich aan de zijde van de oorspronkelijk gedaagde wenst te voegen dat doet als belangenorganisatie, hoeft bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van de vordering tot voeging niet te worden onderzocht of zij aan alle eisen van art. 3:305a BW voldoet. Zij stelt dan immers niet zelf een rechtsvordering in als in die bepaling bedoeld. Evenmin is haar inzet erop gericht in een later stadium een rechtsvordering als bedoeld in art. 3:305a BW te kunnen instellen, zoals het geval is bij een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
3.4.1 M&M stelt op te komen voor de belangen en rechten van Nederlandse burgers in verband met energie. Het door M&M gestelde belang strookt met haar statutaire doelstelling. M&M stelt zich volgens haar statuten immers onder meer ten doel “de belangen en rechten van Nederlandse burgers in verband met energie, in brede zin (inclusief democratie, economie, omgeving, klimaat en gezondheid), te beschermen, behartigen en vertegenwoordigen, daaronder begrepen het in rechte vertegenwoordigen van die belangen en rechten (…)” (zie hiervoor in 2.1 onder (iii)). Dit ideële doel strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen (vgl. art. 3:305a lid 1 BW).
3.4.2 M&M heeft uiteengezet dat zij uitvoering geeft aan de hiervoor in 3.4.1 weergegeven doelomschrijving door informatie-uitwisseling op haar website, debat via sociale media en andere mediakanalen, brainstormsessies onder experts en deelname aan en organisatie van symposia en andere vormen van democratisch debat. Ook organiseert M&M naar eigen zeggen regelmatig bijeenkomsten voor steunbetuigers en andere belangstellenden, en heeft zij tijdens haar nog korte bestaan vele steunbetuigingen, donaties en blijken van sympathie ontvangen. M&M heeft daarmee, ook in het licht van hetgeen Milieudefensie c.s. daartegen hebben aangevoerd, voldoende aannemelijk gemaakt dat zij – als recent opgerichte ideële belangenorganisatie – een achterban heeft voor wiens belangen zij opkomt.
3.5 M&M stelt dat haar belang bij voeging erin is gelegen dat haar achterban nadelige feitelijke gevolgen kan ondervinden van toewijzing van de hiervoor in 2.2 bedoelde vorderingen van Milieudefensie c.s. Dat belang is, gelet op de daarbij door M&M gegeven toelichting, voldoende aannemelijk. Het belang van M&M is dus niet alleen gelegen in het voorkomen van precedentwerking, zoals Milieudefensie c.s. betogen.
3.6 De vordering tot voeging van M&M is derhalve toewijsbaar.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- laat M&M toe zich te voegen aan de zijde van Shell;
- veroordeelt Milieudefensie c.s. in de kosten van dit incident, tot op deze uitspraak aan de zijde van M&M begroot op € 800,-- voor salaris, en aan de zijde van Shell op nihil;
- verwijst de zaak naar 7 november 2025 voor verweerschrift.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 10 oktober 2025.
Productie 1 bij incidentele conclusie tot voeging.
Rechtbank Den Haag 26 mei 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:5337.
Gerechtshof Den Haag 25 april 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:736.
Gerechtshof Den Haag 12 november 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2099.
Zie o.m. HR 21 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:750, rov. 2.4.
HR 15 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:43, rov. 3.3.
HR 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:347, rov. 3.1.3.