ECLI:NL:HR:2025:1427 - Hoge Raad verklaart cassatieberoep over belastingrente ongegrond met artikel 81 RO - 26 september 2025
Arrest
Essentie
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep over beschikkingen inzake belastingrente ongegrond. Hij past artikel 81, lid 1, van de Wet RO toe, wat betekent dat de klachten niet tot vernietiging kunnen leiden en geen beantwoording behoeven van rechtsvragen die belangrijk zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/04552 Datum26 september 2025
ARREST
in de zaak van
de vennootschap onder firma [X] (hierna: belanghebbende)
tegen
-
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
-
de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 november 2024, nrs. BK-ARN 23/1239 tot en met BK-ARN 23/1247
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven en L. Imants, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2025.
ECLI:NL:GHARL:2024:6947.