Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2025:1426 - Hoge Raad past artikel 81.1 RO toe in zaak over belastingrente - 26 september 2025

Arrest

ECLI:NL:HR:2025:142626 september 2025

Essentie

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond met toepassing van artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De klachten tegen de hofuitspraak over beschikkingen inzake belastingrente vereisen geen beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

Rechtsgebieden

BelastingrechtProcesrecht Belastingen

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer24/04550 Datum26 september 2025

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. (hierna: belanghebbende)

tegen

  1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

  2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 november 2024, nrs. BK-ARN 23/1255 tot en met BK-ARN 23/1260[1], op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 21/2258, AWB 21/2765 en AWB 23/568 tot en met AWB 23/571) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2025.

ECLI:NL:GHARL:2024:6950.


Voetnoten

ECLI:NL:GHARL:2024:6950.