Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2025:1351 - Hoge Raad past artikel 80a RO toe in WOZ-zaak - 19 september 2025

Arrest

ECLI:NL:HR:2025:135119 september 2025

Essentie

De Hoge Raad verklaart een beroep in cassatie niet ontvankelijk met toepassing van artikel tachtig-a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De klachten in een geschil over de Wet WOZ en onroerendezaakbelastingen konden kennelijk niet tot cassatie leiden, waardoor een nadere motivering achterwege blijft.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer25/00718 Datum19 september 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende), vertegenwoordigd door A. Bakker,

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE MIDDEN-DELFLAND, vertegenwoordigd door [P],

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 januari 2025, nr. BK-23/1073[1], op het hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 22/7827) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.

ECLI:NL:GHDHA:2025:134.


Voetnoten

ECLI:NL:GHDHA:2025:134.