Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2025:1350 - Hoge Raad verklaart cassatieberoep niet ontvankelijk met toepassing van betreffende artikel RO - 19 september 2025

Arrest

ECLI:NL:HR:2025:135019 september 2025

Essentie

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten over een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag duidelijk niet kunnen slagen. Daarom wordt het cassatieberoep niet ontvankelijk verklaard zonder verdere motivering, op basis van artikel tachtig-a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer24/01431 Datum19 september 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, vertegenwoordigd door [P],

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 februari 2024, nrs. BK-23/327, BK-23/328 en BK-23/329[1], op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 22/1448, SGR 22/3613 en SGR 22/3614) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2016 tot en met 2018 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de voor de jaren 2017 en 2018 opgelegde aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.

ECLI:NL:GHDHA:2024:476.


Voetnoten

ECLI:NL:GHDHA:2024:476.