Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2025:1344 - Hoge Raad verklaart cassatieberoep niet-ontvankelijk met toepassing van artikel tachtig-a RO - 19 september 2025

Arrest

ECLI:NL:HR:2025:134419 september 2025

Essentie

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet ontvankelijk zonder verdere motivering op grond van artikel tachtig-a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten over de uitspraak van het gerechtshof in deze belastingzaak duidelijk niet kunnen slagen.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer25/01064 Datum19 september 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende),

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 18 maart 2025, nrs. BK-24/708 tot en met BK-24/711[1], op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 23/3206, SGR 23/3208, SGR 23/3209 en SGR 22/3211) betreffende aan belanghebbende voor de jaren 2013 tot en met 2016 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de bij de aanslag voor het jaar 2014 gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.

ECLI:NL:GHDHA:2025:714.


Voetnoten

ECLI:NL:GHDHA:2025:714.