Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2025:1080 - Hoge Raad - 8 juli 2025

Arrest

ECLI:NL:HR:2025:10808 juli 2025

Rechtsgebieden

StrafrechtStrafprocesrecht

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer23/04856 Datum8 juli 2025

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 december 2023, nummer 20-001514-22, in de strafzaak

tegen

[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Volgens de daarvan opgemaakte akte is het beroep beperkt tot de veroordeling voor feit 3. Namens de verdachte heeft de advocaat M.C. van der Want bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Uit de bewezenverklaring, die niet inhoudt dat de verdachte het feit opzettelijk heeft begaan, blijkt dat de uitspraak van het hof over feit 3 betrekking heeft op een overtreding. Het hof heeft voor dat feit toepassing gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en bepaald dat geen straf of maatregel wordt opgelegd. Op grond van artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering staat tegen de uitspraak van het hof ten aanzien feit 3 geen cassatieberoep open. Om die reden kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling nemen.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren F. Posthumus en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2025.