Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer21/01580 Datum7 maart 2023

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 maart 2021, nummer 22-003542-16, in de strafzaak

tegen

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Namens de benadeelde partij ING Bank Nederland N.V. heeft A.L. de Vogel, advocaat te Amsterdam, een schriftelijk stuk ingediend. De Hoge Raad slaat daarop geen acht, omdat het stuk niet kan worden beschouwd als een schriftelijk commentaar op de conclusie van de advocaat-generaal, zoals bedoeld in artikel 439 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering in samenhang met artikel 4.3.4.5. van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden.

2 Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2023.