Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer21/03374 Datum19 december 2023

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 juli 2021, nummer 23-003656-19, in de strafzaak

tegen

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben W.H. Jebbink en J.R. Kramer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De raadsman W.H. Jebbink heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1 Het cassatiemiddel richt zich tegen de bewezenverklaring van het tenlastegelegde en klaagt in de kern over het oordeel van het hof dat de Koninklijke marechaussee bevoegd was om de verdachte de aanwijzing te geven plaats te nemen op haar stoel.

2.2 Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 21/03373, ECLI:NL:HR:2023:1743.

3 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1 Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de inbreuk op het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op betoging van de verdachte, zoals gewaarborgd door de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), noodzakelijk was in een democratische samenleving.

3.2 Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 21/03373, ECLI:NL:HR:2023:1743.

4 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. In het licht van de opgelegde geheel voorwaardelijke geldboete van € 300 volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

5 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien, M. Kuijer, C. Caminada en H.G. Sevenster, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2023.