ECLI:NL:HR:2023:143
Arrest
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 22/00055 Datum 3 februari 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[de vader], wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie, hierna: de vader, advocaten: J.M. Moorman en J.H.M. van Swaaij,
tegen
[de moeder], wonende op een geheim adres, VERWEERSTER in cassatie, hierna: de moeder, advocaat: C.G.A. van Stratum,
en belanghebbende in cassatie
[A] BEWINDVOERING B.V., als opvolgend curator, gevestigd te [vestigingsplaats], hierna: [A] Bewindvoering, niet verschenen.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar; a. de beschikkingen in de zaak 8927869 VC VERZ 20-116 van de rechtbank Noord- Nederland van 26 januari 2021 en 15 april 2021; b. de beschikking in de zaken 200.293.497/01 en 200.293.497/02 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 oktober 2021. De vader heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen. [A] Bewindvoering heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie en de aanvullende conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekken tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaten van partijen hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd. De advocaten van de vader hebben ook schriftelijk op de aanvullende conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) De moeder en de vader zijn de ouders van een meerderjarige zoon (hierna: de zoon). (ii) De zoon is wegens zijn geestelijke toestand onder curatele gesteld, met benoeming van de moeder en de vader tot curatoren. (iii) De moeder en de vader zijn inmiddels gescheiden. Toen zij nog bij elkaar waren, werd de zoon thuis door hen verzorgd. (iv) De moeder heeft na de echtscheiding voor de zoon een woonplek gevonden in een zorginstelling (hierna: de zorginstelling). De vader is het niet eens met de verhuizing van de zoon naar de zorginstelling.
2.2 De moeder heeft de kantonrechter verzocht vervangende toestemming te verlenen om de zoon te laten verhuizen naar de zorginstelling. De kantonrechter heeft dit verzoek toegewezen. Daarna is de zoon naar de zorginstelling verhuisd.
2.3 In hoger beroep heeft het hof het verzoek van de moeder aldus toegewezen dat de mening van de moeder gevolgd dient te worden in die zin dat de zoon wordt aangemeld voor verblijf met zorg voor 24 uur per dag bij de zorginstelling. Het hof heeft onder meer het volgende overwogen: “In de onderhavige zaak is sprake van een geschil tussen de curatoren over de huisvesting van degene die onder curatele is gesteld, een kwestie die onder de verantwoordelijkheid van de curator valt. Artikel 1:383, tiende lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat bij verschil van mening tussen de curatoren op verzoek van één van hen de kantonrechter beslist.”
2.4 De zorginstelling heeft de kantonrechter verzocht de moeder en de vader als curatoren te ontslaan en een onafhankelijke curator te benoemen. De kantonrechter heeft bij beschikking van 28 januari 2022 dit verzoek toegewezen, met benoeming van [A] Bewindvoering tot opvolgend curator. Het ontslag van de moeder en de vader als curatoren dateert van na de indiening van de procesinleiding in cassatie, en is inmiddels onherroepelijk.
3 Beoordeling van het belang bij het cassatieberoep
3.1 Aan haar verzoek om vervangende toestemming voor de verhuizing van de zoon heeft de moeder, samengevat, ten grondslag gelegd dat voor de nieuwe woonplek van de zoon de toestemming nodig is van beide curatoren (de moeder en de vader), dat de communicatie tussen hen slecht is en dat de vader tot op heden geen toestemming heeft verleend. De vader heeft zich tegen het verzoek verzet en zijn voorkeur uitgesproken voor verhuizing van de zoon naar een andere zorginstelling, dan wel (in hoger beroep) voor verblijf van de zoon bij de vader.
3.2 Het hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat in deze zaak sprake is van een geschil tussen de curatoren over de huisvesting van degene die onder curatele is gesteld, een kwestie die onder de verantwoordelijkheid van de curator valt. Dit betekent dat de moeder en de vader de procedure voeren in hun hoedanigheid van curator.
3.3 De moeder en de vader hebben inmiddels hun hoedanigheid van curator van de zoon verloren. Daarmee is hun belang bij deze procedure vervallen. De bevoegdheid om te beslissen over de woonplek van de zoon berust nu immers bij [A] Bewindvoering. Er is dan ook geen sprake meer van een verschil van mening tussen de curatoren. De stelling van de vader dat hij toch nog belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de beslissing van het hof aangaande de woonplek van de zoon omdat met die beslissing een inmenging heeft plaatsgevonden in het door art. 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van het gezinsleven, gaat niet op. Dat betreft niet het belang van de vader in zijn hoedanigheid van curator van de zoon. Voor zover de vader beoogt hiermee ook op te komen voor het belang van de zoon bij een oordeel over de beslissing van het hof, kan hem dit evenmin baten. Dat belang wordt nu immers behartigd door [A] Bewindvoering, die – hoewel opgeroepen – niet in cassatie is verschenen.
3.4 Het cassatieberoep dient daarom wegens gebrek aan belang te worden verworpen.
4 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 3 februari 2023.