ECLI:NL:HR:2023:133
Arrest
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/05021 Datum3 februari 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 oktober 2021, nr. BK-21/00114
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Laghmouchi, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Uitgangspunten in cassatie
2.1 De Inspecteur is bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 afgeweken van de aangifte en heeft, voor zover in cassatie van belang, een bedrag van € 124.500 aan gebruikelijk loon in aanmerking genomen ter zake van werkzaamheden verricht voor diverse vennootschappen.
2.2 Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de aanslag ongegrond verklaard.
2.3 Belanghebbende heeft in bezwaar en beroep verklaard geen werkzaamheden voor de in 2.1 bedoelde vennootschappen te hebben verricht. Bij hogerberoepschrift heeft belanghebbende op grond van artikel 8:60, lid 1, Awb, een bewijsaanbod gedaan om [A] te horen, aangezien die zou kunnen bevestigen dat belanghebbende geen werkzaamheden ten behoeve van de vennootschappen heeft verricht.
3 Beoordeling van de middelen
3.1 Het tweede middel klaagt onder meer dat het Hof het hiervoor onder 2.3 gedane getuigenaanbod onbehandeld heeft gelaten.
3.2 Indien een dergelijk bewijsaanbod is gedaan, kan de rechter in beginsel volstaan met de mededeling dat hij gelegenheid biedt tot uitvoering van dat aanbod, bijvoorbeeld door de belanghebbende in de uitnodigingsbrief voor het onderzoek ter zitting te wijzen op de mogelijkheid getuigen mee te brengen of op te roepen.
3.3 De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
5 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2023.
ECLI:NL:GHDHA:2021:2115.
Vgl. HR 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1194, rechtsoverweging 3.3.4.