Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2022:1791

Arrest

ECLI:NL:HR:2022:17919 december 2022Deze uitspraak is in 2 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 21/00036

Datum 9 december 2022

ARREST

In de zaak van

ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,gevestigd te Utrecht,

EISERES tot cassatie, verweerster in het (deels voorwaardelijke) incidentele cassatieberoep,

hierna: Zilveren Kruis,

advocaat: J.P. Heering,

tegen

STICHTING HANDHAVING VRIJE ARTSENKEUZE,gevestigd te Zeist,

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het (deels voorwaardelijke) incidentele cassatieberoep,

hierna: de Stichting,

advocaat: T. van Malssen.

de vonnissen in de zaak NL17.14249 van de rechtbank Gelderland van 10 april 2018 en 1 februari 2019;

de arresten in de zaak 200.255.894 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2020 en 6 oktober 2020.

Zilveren Kruis heeft tegen het arrest van het hof van 6 oktober 2020 beroep in cassatie ingesteld.

De Stichting heeft (deels voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld.

Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Zilveren Kruis mede door C.A. Bosma.

De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt in het principale cassatieberoep tot vernietiging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar uitsluitend voor zover in het dictum is beslist dat de zorgverzekeraars zich bij wege van verweer tegen een hinderpaalverwijt ex art. 13 Zvw niet op hardheidsclausules/coulanceregelingen kunnen beroepen, en voor het overige tot verwerping. In het incidentele cassatieberoep strekt de conclusie tot verwerping.

De advocaat van de Stichting heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten en feiten

2.1 Deze zaak gaat over het in art. 13 lid 1 Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) besloten liggende hinderpaalcriterium, dat inhoudt dat de door de zorgverzekeraar in het geval van een naturapolis te bepalen vergoeding voor de kosten van niet-gecontracteerde zorgaanbieders niet zo laag mag zijn dat daardoor voor de verzekerde een feitelijke hinderpaal ontstaat om zich tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder van zijn keuze te wenden.[1] In geschil is aan welke voorwaarden de vergoeding moet voldoen om geen hinderpaal op te leveren. Deze zaak hangt samen met de zaken 21/00057 (VGZ c.s./Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze)[2] en 21/00053 (CZ/Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze).[3]

2.2 Voor de feiten en het verloop van de procedure verwijst de Hoge Raad naar de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.1-2.19.

3 Beoordeling van het middel in het principale beroep

3.1 De rechtsklachten van de onderdelen 2.4 en 4.1 van het middel slagen op de gronden vermeld in rov. 3.6.3-3.6.6 van het arrest van de Hoge Raad van vandaag in de samenhangende zaak 21/00057 (VGZ c.s./Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze).[4]

3.2 De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

3.3 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. Het bestreden arrest zal worden vernietigd, maar uitsluitend voor zover daarin voor recht is verklaard dat zorgverzekeraars zich bij wege van verweer tegen een hinderpaalverwijt ex art. 13 Zvw niet op hardheidsclausules of coulanceregelingen kunnen beroepen. De door de Stichting gevorderde verklaring voor recht zal in zoverre worden afgewezen.

4 Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

5 Beslissing

De Hoge Raad: in het principale beroep:

  • vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 oktober 2020, maar uitsluitend voor zover daarin voor recht is verklaard dat zorgverzekeraars zich bij wege van verweer tegen een hinderpaalverwijt ex art. 13 Zvw niet op hardheidsclausules/coulanceregelingen kunnen beroepen;

  • wijst de gevorderde verklaring voor recht in zoverre af;

  • veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis begroot op € 1.016,85 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;

  • verwerpt het beroep;

  • veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 9 december 2022.

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1646 (CZ Groep/Stichting Momentum GGZ), rov. 3.5.7.

HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1789 (VGZ c.s./Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze).

HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1790 (CZ/Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze).

HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1789 (VGZ c.s./Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze).


Voetnoten

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1646 (CZ Groep/Stichting Momentum GGZ), rov. 3.5.7.

HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1789 (VGZ c.s./Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze).

HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1790 (CZ/Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze).

HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1789 (VGZ c.s./Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze).