ECLI:NL:HR:2021:185
Arrest
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/01652
Datum 5 februari 2021
ARREST
In de zaak van
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [de schuldenaren],
advocaat: A.H.M. van den Steenhoven,
tegen
ACHMEA BANK N.V.,gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Achmea,
advocaat: M.A.M. Wagemakers.
de vonnissen in de zaken C/16/20/111 F en C/16/20/112 F van de rechtbank Midden-Nederland van 10 maart 2020;
het arrest in de zaak 200.275.696 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 mei 2020.
[de schuldenaren] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Het verzoekschrift tot cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Achmea heeft een verweerschrift tot referte ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad:
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op 5 februari 2021.