Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2020:480

Arrest

ECLI:NL:HR:2020:48020 maart 2020Deze uitspraak is in 1 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/00498

Datum 20 maart 2020

BESCHIKKING

In de zaak van

[verzoekster],wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

hierna: [verzoekster],

advocaat: K. Aantjes,

tegen

ABN AMRO BANK N.V.,gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: ABN AMRO,

advocaat: F.M. Dekker.

de beschikking in de zaak 6498950 EA VERZ 17-1056 van de kantonrechter te Amsterdam van 20 februari 2018;

de beschikking in de zaak 200.239.255/01 van het gerechtshof Amsterdam van 13 november 2018.

[verzoekster] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. ABN AMRO heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van [verzoekster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad:

Deze beschikking is gegeven door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 20 maart 2020.