Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2020:1249

Arrest

ECLI:NL:HR:2020:124910 juli 2020Deze uitspraak is in 2 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/01228

Datum 10 juli 2020

ARREST

In de zaak van

[eiser],wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

hierna: [eiser],

advocaat: M.A.M. Wagemakers,

tegen

1. RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

2. COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,

gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTERS in cassatie,

hierna gezamenlijk in enkelvoud: Rabobank,

advocaat: J.W.M.K. Meijer.

het vonnis in de zaak C/15/221804/HA ZA15-92 van de rechtbank Noord-Holland van 20 april 2016;

het arrest in de zaak 200.195.534/01 van het gerechtshof Amsterdam van 18 december 2018.

[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.

Rabobank heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatie- beroep.

De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad:

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 10 juli 2020.