Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2020:1024 - Hoge Raad - 15 juni 2020

Arrest

ECLI:NL:HR:2020:102415 juni 2020Deze uitspraak is in 2 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 19/03045 E Datum 16 juni 2020

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, economische kamer, van 24 oktober 2018, nummer 23/003637-16, in de strafzaak

tegen

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1939, hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.S. Nan, advocaat te ’s‑Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Bij brief van 11 november 2019 heeft de raadsman het eerste middel ingetrokken. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het tweede en het derde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2020.