ECLI:NL:HR:2018:2347
Arrest
Arrest inhoud
18 december 2018
Strafkamer
nr. S 18/02165 H
EC/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 13 november 2017, nummer 96/090582-17, ingediend door H.A. Jonker-van Dijk, advocaat te Beilen, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1 De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen" (hierna: WAM), begaan op 20 april 2017, met het motorrijtuig met het [kenteken], bij verstek veroordeeld tot een geldboete van € 650,-, subsidiair 13 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
2 De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid, aanhef en onder c, Sv aangezien uit de bij de aanvraag gevoegde verklaring van FBTO van 9 oktober 2017 blijkt tot op 20 april 2017 voor voormeld motorrijtuig wel een verzekering overeenkomstig de WAM van kracht was.
3 De conclusie van de Advocaat-Generaal
3.1. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag zal afwijzen.
3.2. De raadsvrouwe van de aanvrager heeft daarop schriftelijk gereageerd.
4 Beoordeling van de aanvraag
4.1. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2. Op de door de Advocaat-Generaal in haar conclusie onder 2.4 en 2.5 vermelde gronden kan het in de aanvraag aangevoerde niet worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. De aanvraag is dus ongegrond en moet ingevolge art. 470 Sv worden afgewezen.
4.3. Hieruit volgt dat het in de aanvraag aangevoerde niet kan worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. De aanvraag is dus ongegrond en moet ingevolge art. 470 Sv worden afgewezen.
5 Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2018.