Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 6. Verbods- en strafbepalingen
Artikel 30

Artikel 30

Laatste versie

1. Hij, die als bezitter, dan wel als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, dan wel als houder in de zin van artikel 2, tweede lid, een motorrijtuig op een weg doet rijden of laat staan of toelaat dat daarmede op een weg wordt gereden of gestaan, of buiten een weg met een motorrijtuig deelneemt of toelaat dat daarmede wordt deelgenomen aan het verkeer zonder dat hij voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig deze wet heeft gesloten en in stand gehouden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

2. De in het vorige lid genoemde personen worden met gelijke straf gestraft, indien zij voor een motorrijtuig dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld niet een verzekering overeenkomstig deze wet hebben gesloten en in stand gehouden.

3. De in het eerste lid genoemde personen zijn niet strafbaar, indien op hen de verplichting tot verzekering niet rust.

4. De bestuurder van een motorrijtuig die daarmede op een weg rijdt of staat of buiten een weg met een motorrijtuig deelneemt aan het verkeer zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig deze wet is gesloten en in stand gehouden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

5. De in het vorige lid bedoelde bestuurder is niet strafbaar indien:

a. met betrekking tot het motorrijtuig vrijstelling van de verplichting tot verzekering is verleend en een geldig bewijs van die vrijstelling is uitgereikt; b. een in artikel 2, zesde lid, bedoeld bureau, groep van verzekeraars of buitenlandse instantie de verplichting op zich heeft genomen de door het motorrijtuig veroorzaakte schade overeenkomstig de bepalingen van deze wet te vergoeden.

6. Bij veroordeling wegens een strafbaar feit, omschreven in het eerste, tweede of vierde lid, kan de schuldige de bevoegdheid worden ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de tijd van ten hoogste één jaar en ingeval tijdens het plegen van het strafbare feit nog geen vijf jaar zijn verlopen na het einde van de tijdsduur, waarvoor bij een vroegere onherroepelijke veroordeling de schuldige de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd, voor de tijd van ten hoogste vijf jaren. Met een veroordeling wordt een strafbeschikking gelijkgesteld. Onder vroegere onherroepelijke veroordeling wordt mede verstaan een vroegere onherroepelijke veroordeling door een strafrechter in een andere lidstaat van de Europese Unie. Overigens zijn de bepalingen van de Wegenverkeerswet 1994, betreffende de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen van overeenkomstige toepassing.

7. Bij veroordeling wegens een strafbaar feit, omschreven in het eerste, tweede of vierde lid, kan de rechter tevens de schuldige de bijkomende straf van betaling van een bedrag van ten hoogste € 2.723 aan het Waarborgfonds Motorverkeer opleggen. Artikel 24a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6:4:2 en 6:4:7 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

8. De in het vorige lid bedoelde bijkomende straf wordt ten uitvoer gelegd met overeenkomstige toepassing van de artikelen 6:1:1, 6:1:2, 6:4:1, 6:4:3, 6:4:5, 6:4:6 en 6:4:8 van het Wetboek van Strafvordering. Het openbaar ministerie draagt er zorg voor, dat de geïnde bedragen tegen kwijting aan het Waarborgfonds Motorverkeer worden uitgekeerd.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ3257

ECLI:NL:HR:2013:BZ32575 maart 2013Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
BestuursrechtBestuursstrafrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3353

ECLI:NL:HR:2015:335324 november 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2013:BZ3230

ECLI:NL:HR:2013:BZ32305 maart 2013Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BK2129

ECLI:NL:HR:2009:BK212915 december 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2013:144

ECLI:NL:HR:2013:1442 juli 2013Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BQ2005

ECLI:NL:HR:2011:BQ200531 mei 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1576

ECLI:NL:HR:2014:15761 juli 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BD3692

ECLI:NL:HR:2008:BD369216 september 2008Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2357

ECLI:NL:HR:2018:235718 december 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3574

ECLI:NL:HR:2015:357415 december 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak