ECLI:NL:HR:2017:2495
Arrest
Arrest inhoud
26 september 2017
Strafkamer
nr. S 16/01902
LBS/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 februari 2016, nummer 23/003110-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben Th.J. Kelder en E.M. Witjens, beiden advocaat te Den Haag, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing naar het Hof Amsterdam om in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt onder meer dat het Hof in strijd met art. 359, zesde lid, Sv heeft verzuimd in het arrest in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
3.2. De verdachte is ter zake van "overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994", "overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994", "overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994" en "door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd een valse voornaam en geboortedatum opgeven", veroordeeld. Het Hof heeft daarbij aan de verdachte onder meer een gevangenisstraf van twee weken opgelegd. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd: "Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie ernstige overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en het opgeven van een valse naam. Ten gevolge van het gevaarlijke rijgedrag van de verdachte heeft [betrokkene 1] letsel opgelopen. Dat het niet slechter is afgelopen, is een gelukkig toeval en geenszins aan de verdachte te danken. De verdachte is na de aanrijding doorgereden, terwijl hij wist dat door die aanrijding letsel was veroorzaakt en heeft daarna niet zijn eigen personalia overgelegd. De verdachte heeft tevens een personenauto bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en hij dus niet verzekerd was. De verdachte heeft met deze gedragingen te kennen gegeven geen rekenschap voor zijn handelingen te willen geven en zijn rijgedrag is ernstig gevaarzettend geweest. Het hof rekent dit de verdachte zeer zwaar aan. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 januari 2016 is de verdachte vele malen eerder terzake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Het hof weegt dit ten nadele van verdachte mee. Het Hof acht, alles afwegende, de volgende straffen passend en geboden."
3.3. Deze overwegingen bevatten, in strijd met het zesde lid van art. 359 Sv, geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Dat verzuim leidt krachtens art. 359, achtste lid, Sv tot nietigheid (vgl. HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2202).
3.4. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
4 Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het derde middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5 Beslissing
De Hoge Raad: vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging; wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan; verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-presiden W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 september 2017.