Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

Douanetarief: afzonderlijke onderdelen niet als reeds geassembleerd eindproduct classificeren

Arrest

ECLI:NL:HR:2016:189712 augustus 2016Deze uitspraak is in 2 latere zaken aangehaald

Rechtsgebieden

Essentie

Los ingevoerde onderdelen voor een overheaddeur moeten voor de douanetarieven worden geclassificeerd op basis van hun eigen kenmerken ten tijde van de invoer. Het is onjuist om uit te gaan van de classificatie van de complete, gemonteerde overheaddeur als 'constructiewerk'.

Samenvatting feiten

Belanghebbende importeert diverse onderdelen voor overheaddeuren, zoals kabeltrommels, veerpluggen en looprollen. Voor de douaneaangifte classificeert zij deze onderdelen onder verschillende posten van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). De Inspecteur is het hier niet mee eens en stelt na een controle dat de onderdelen (met uitzondering van de looprollen) moeten worden ingedeeld als 'delen van een constructiewerk' (post 7610), wat leidt tot een hoger douanetarief. Belanghebbende meent daarentegen dat de onderdelen onder post 8431 (delen van hef- of hijstoestellen) vallen, met een nultarief.

Cassatieberoep door

Het beroep in cassatie is ingesteld door de belanghebbende, [X] B.V.

Rechtsvraag

De centrale rechtsvraag is hoe afzonderlijk ingevoerde onderdelen van een overheaddeur (zoals kabeltrommels, veerpluggen en bodemconsoles) moeten worden geclassificeerd voor de heffing van douanerechten. Moet de classificatie gebaseerd zijn op de kenmerken van de losse onderdelen zelf, of moet worden uitgegaan van het eindproduct – de complete overheaddeur – waarin deze onderdelen later zullen worden verwerkt? Het Hof behandelde de onderdelen en deurpanelen als één goed, wat belanghebbende in cassatie bestrijdt.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte de gemonteerde overheaddeur als uitgangspunt heeft genomen voor de tariefindeling. Bij de invoer van losse bestanddelen moeten deze worden geclassificeerd op basis van hun eigen kenmerken ten tijde van de invoer, en niet als onderdeel van het toekomstige eindproduct. De wetenschap dat de onderdelen bestemd zijn voor een overheaddeur is onvoldoende om ze als zodanig te classificeren. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug.

Rechtsregel

Voor de toepassing van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) moeten goederen worden geclassificeerd op basis van hun staat en kenmerken op het moment van invoer. De enkele omstandigheid dat verschillende, los van elkaar ingevoerde bestanddelen onontbeerlijk zijn voor en bestemd zijn om te worden verwerkt in een later te construeren eindproduct, rechtvaardigt niet dat de classificatie van die losse bestanddelen wordt gebaseerd op de classificatie van dat eindproduct. De goederen moeten afzonderlijk worden beoordeeld.

Belangrijke rechtsoverwegingen

Voor zover het middel is gericht tegen het hiervoor in 2.2.1 omschreven oordeel van het Hof dat de deurpanelen en het mechanisme voor de toepassing van de GN als één goed moeten worden aangemerkt, slaagt het middel. De vaststelling van het Hof dat voor het construeren van een overheaddeur losse panelen en een bedieningsmechanisme onontbeerlijk zijn, rechtvaardigt niet de conclusie van het Hof dat bij de indeling in de GN van verschillende, los van elkaar ingevoerde bestanddelen een geïnstalleerde overheaddeur – als “constructiewerk” bedoeld in post 7610 van de GN - tot uitgangspunt moet worden genomen. Daarvoor is ook onvoldoende dat ten tijde van de invoer van de kabeltrommels, de veerpluggen, de bodemconsoles en de looprollen vaststaat dat deze voorwerpen gebezigd zullen gaan worden bij het installeren van enige overheaddeur. Met het oog op de toepassing van de GN moeten goederen als de ingevoerde goederen derhalve worden onderscheiden van de deurpanelen.

(r.o. 2.3.2)

Met betrekking tot de hiervoor in 2.5.3, eerste alinea, omschreven stelling dient mitsdien onderzocht te worden of de ingevoerde goederen dienen te worden beschouwd als delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine, toestel, apparaat, uitrusting of werktuig bedoeld in hoofdstuk 84 van de GN. Hoewel uit de bewoordingen van de posten van hoofdstuk 84 in samenhang gelezen met aantekening 5 op afdeling XVI van de GN moet worden afgeleid dat het begrip ‘machine’ ruim moet worden uitgelegd, kan daaronder niet worden verstaan een samenstel als het onderhavige van veren en kabels in samenhang met onder meer geleiderails, kabeltrommels, veerpluggen, bodemconsoles en looprollen dat wordt gebruikt ter ondersteuning van het handmatig of elektrisch openen en sluiten van paneeldeuren (overheaddeuren). Dat samenstel verricht als zodanig niet zelfstandig een bepaalde werkzaamheid. Dit een en ander betekent dat de ingevoerde goederen niet als delen van een bepaalde machine maar als autonome artikelen moeten worden ingedeeld naar hun eigen aard.

(r.o. 2.5.4)

Deze overwegingen zijn cruciaal. Rechtsoverweging 2.3.2 formuleert een fundamenteel beginsel in het douanerecht: de classificatie van goederen vindt plaats op basis van hun objectieve kenmerken ten tijde van de invoer. De toekomstige bestemming of assemblage is in beginsel niet relevant. Dit voorkomt dat de douaneclassificatie afhankelijk wordt van subjectieve intenties.

Rechtsoverweging 2.5.4 is een belangrijke instructie voor de verdere behandeling. De Hoge Raad verduidelijkt dat, ook al is het begrip 'machine' ruim, een samenstel van onderdelen dat slechts een ondersteunende functie heeft en geen zelfstandige werkzaamheid verricht, niet als machine kwalificeert. Dit dwingt tot een classificatie van de goederen als 'autonome artikelen' naar hun eigen aard, en niet als 'delen van' een machine.

Arrest inhoud

12 augustus 2016

nr. 14/03196

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 mei 2014, nr. 12/00326, op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Haarlem (nr. AWB 10/2853) betreffende de aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van douanerechten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van het middel

2.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1. Belanghebbende handelt in onder meer industrie- en garagedeuren, waaronder zogenoemde overheaddeuren (ook wel paneeldeuren genoemd). Nadat een overheaddeur is besteld, levert belanghebbende - door tussenkomst van dealers – op maat alle bestanddelen af die nodig zijn om bij de klant een overheaddeur te installeren. Daartoe behoren naast de deurpanelen zelf, onder meer geleiderails, looprollen, veerpluggen en veren die aan de veerpluggen worden bevestigd, kabels en kabeltrommels, alsmede zogeheten bodemconsoles die aan het onderste paneel van de deur worden bevestigd. De deurpanelen worden geleverd in diverse materialen waaronder hout, aluminium of kunststof. De looprollen worden gevormd door wieltjes met een as, die aan de panelen worden bevestigd en zijn bestemd om in geleiderails te bewegen teneinde de wrijving bij het handmatig of elektrisch openen en sluiten van de overheaddeur te verlichten en de overheaddeur in positie te houden. Met het op afmetingen en gewicht van de deur afgestemde samenstel van onder meer looprollen, veren en veerpluggen, kabels en kabeltrommels, en (bodem)consoles (het samenstel hierna: het mechanisme) wordt de overheaddeur in balans gehouden zodat deze gecontroleerd kan worden geopend en gesloten.

2.1.2. Verschillende van de hiervoor in 2.1.1 vermelde benodigdheden koopt belanghebbende van [A] Inc. (hierna: [A]), een fabrikant in Canada. Hiertoe behoren in het bijzonder kabeltrommels, veerpluggen, bodemconsoles en looprollen.

2.1.3. Op 29 februari 2008 heeft belanghebbende aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van hiervoor in 2.1.2 vermelde kabeltrommels en veerpluggen, beide vervaardigd van aluminium (hierna: de kabeltrommels respectievelijk de veerpluggen). Belanghebbende heeft de goederen in de aangifte omschreven als andere delen voor andere motoren en andere krachtmachines en daarbij postonderverdeling 8412 90 80 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN) als in aanmerking komende tariefpost opgegeven. Daarvoor gold een tarief van douanerechten van 2,7 percent. Op 10 april 2008 en 17 september 2008 heeft belanghebbende aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van hiervoor in 2.1.2 bedoelde bodemconsoles, van aluminium (hierna: de bodemconsoles), respectievelijk hiervoor in 2.1.2 bedoelde looprollen (hierna: de looprollen). In beide gevallen heeft belanghebbende de goederen in de aangiften vermeld als “andere garnituren, beslag en dergelijke artikelen voor gebouwen” en voorts postonderverdeling 8302 41 00 van de GN als in aanmerking komende tariefpost opgegeven. Daarvoor gold een tarief van douanerechten van 2,7 percent.

2.1.4. Naar aanleiding van een controle na invoer naar de juistheid van de tariefindeling van de hiervoor in 2.1.3 bedoelde goederen heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat deze moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 7610 90 90 van de GN als aluminium delen van een in post 7610 van de GN bedoeld constructiewerk (tarief 6 percent). Dit met uitzondering van de looprollen die volgens de Inspecteur moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 8483 40 30 van de GN als de in post 8483 bedoelde “kogellager- en rollagerassen” (tarief 3,7 percent). Voor de ingevolge deze standpunten meer verschuldigde douanerechten heeft hij de onderhavige uitnodigingen tot betaling uitgereikt.

2.1.5. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de uitnodigingen tot betaling op de grond dat de hiervoor in 2.1.3 vermelde goederen voor de indeling in de GN moeten worden aangemerkt als delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een machine of toestel bedoeld bij post 8428 van de GN (“andere hef-, hijs-, laad- en losmachines en -toestellen, alsmede andere machines en toestellen voor het hanteren van goederen (bijvoorbeeld liften, roltrappen, transportbanden, kabelbanen)”), zodat deze moeten worden ingedeeld onder post 8431 van de GN, postonderverdeling 8431 39 70. Voor dergelijke delen gold een tarief van douanerechten van nihil.

2.1.6. De Nederlandse douane heeft desgevraagd op 5 december 2011 aan [A] een bindende tariefinlichting verstrekt waarin delen van een niet-gemonteerd bedieningssysteem voor het openen en sluiten van garagedeuren (onder meer kabeltrommels en looprollen tezamen in één kartonnen doos verpakt) worden ingedeeld als “andere delen van machines en mechanische toestellen met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk” (postonderverdeling 8479 90 80 van de GN).

2.2.1. Het Hof heeft verworpen het standpunt van belanghebbende dat voor de indeling in de GN moet worden onderscheiden tussen enerzijds de deur(panelen) en anderzijds het mechanisme, aangezien alle gebruikte onderdelen onontbeerlijk zijn voor het construeren van een (overhead)deur. Naar het oordeel van het Hof moeten de deurpanelen en het mechanisme daarom voor de toepassing van de GN als één goed worden aangemerkt. Reeds hierom is, aldus het Hof, uitgesloten indeling van de ingevoerde goederen - afzonderlijk van de deur(panelen) - als delen van een hef- of hijstoestel (post 8431 van de GN).

2.2.2. Het Hof heeft vervolgens verworpen het standpunt van belanghebbende dat een overheaddeur moet worden beschouwd als een machine of mechanisch toestel in de zin van hoofdstuk 84 van de GN. Een overheaddeur is naar het oordeel van het Hof een constructiewerk dat uitsluitend geschikt is om deel uit te maken van een gebouw en dat is bestemd te functioneren ter opening en afsluiting van het desbetreffende deel van het gebouw. Reeds vanwege het ontbreken van elke zelfstandigheid kan een dergelijk constructiewerk, ondanks de aanwezigheid van mechanische delen, niet als machine of toestel worden aangemerkt met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 84 van de GN.

2.2.3. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de looprollen als “kogellager- en rollagerassen” in postonderverdeling 8483 40 30 van de GN moeten worden ingedeeld, aangezien die indeling, zo indeling van deze goederen onder post 8431 of post 8479 van de GN niet mogelijk is, tussen partijen niet langer in geschil is. Ten slotte heeft het Hof geoordeeld dat de Inspecteur terecht - met toepassing van algemene indelingsregel 1 - de kabeltrommels, de veerpluggen en de bodemconsoles als “delen van een constructiewerk, van aluminium“ bedoeld in post 7610 van de GN heeft ingedeeld in postonderverdeling 7610 90 90 van de GN.

2.3.1. Het middel richt zich met verschillende rechts- en motiveringsklachten tegen de hiervoor in 2.2 weergegeven oordelen van het Hof. Het middel herhaalt het voor het Hof gehouden betoog dat de GN zo moet worden uitgelegd dat alle ingevoerde goederen moeten worden ingedeeld onder post 8431 van de GN dan wel onder post 8479 van de GN.

2.3.2. Voor zover het middel is gericht tegen het hiervoor in 2.2.1 omschreven oordeel van het Hof dat de deurpanelen en het mechanisme voor de toepassing van de GN als één goed moeten worden aangemerkt, slaagt het middel. De vaststelling van het Hof dat voor het construeren van een overheaddeur losse panelen en een bedieningsmechanisme onontbeerlijk zijn, rechtvaardigt niet de conclusie van het Hof dat bij de indeling in de GN van verschillende, los van elkaar ingevoerde bestanddelen een geïnstalleerde overheaddeur – als “constructiewerk” bedoeld in post 7610 van de GN - tot uitgangspunt moet worden genomen. Daarvoor is ook onvoldoende dat ten tijde van de invoer van de kabeltrommels, de veerpluggen, de bodemconsoles en de looprollen vaststaat dat deze voorwerpen gebezigd zullen gaan worden bij het installeren van enige overheaddeur. Met het oog op de toepassing van de GN moeten goederen als de ingevoerde goederen derhalve worden onderscheiden van de deurpanelen.

2.3.3. Het middel slaagt ook met betrekking tot het oordeel van het Hof dat de kabeltrommels, de veerpluggen en de bodemconsoles met toepassing van algemene indelingsregel 1 als “delen van een constructiewerk, van aluminium” moeten worden ingedeeld onder post 7610 van de GN. Immers, uit de bewoordingen van die post, met name uit de daarin opgenomen voorbeelden van constructiewerken en delen van constructiewerken, alsmede uit de toelichting van de Internationale Douaneraad (hierna: de IDR) op post 7610 van het Geharmoniseerd Systeem (hierna: het GS), moet worden afgeleid dat vorenbedoelde delen – anders dan de in de tekst van post 7610 van de GN als afzonderlijke categorie opgenomen “platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken” - als zodanig een constructie van aluminium moeten zijn.

2.4. Gelet op hetgeen hiervoor in 2.3.2 en 2.3.3 is overwogen, kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

2.5.1. Met het oog op de behandeling na verwijzing wordt het volgende opgemerkt.

2.5.2. De kabeltrommels, de veerpluggen en de bodemconsoles zijn als losse voorwerpen van aluminium op grond van de bewoordingen “andere werken van aluminium” vatbaar voor indeling onder post 7616 van de GN (tarief 6 percent). Onderzocht moet worden of de goederen met toepassing van indelingsregel 1 van de GN (mede) vatbaar zijn voor indeling in een andere, meer specifieke tariefpost. Indien goederen met toepassing van het bepaalde in algemene indelingsregel 2, letter b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, dient ingevolge algemene indelingsregel 3, letter a, voor de indeling de post met de meest specifieke omschrijving voorrang te hebben boven posten met een meer algemene strekking.

2.5.3. Door belanghebbende is aangevoerd dat de ingevoerde goederen als delen van een systeem voor de bediening van paneeldeuren moeten worden ingedeeld in hoofdstuk 84 van de GN. Aantekening 1, onder 1, aanhef en letter f, op afdeling XV van de GN luidt als volgt: “1. Deze afdeling omvat niet: (…) f) artikelen bedoeld bij afdeling XVI (machines, toestellen en elektrotechnisch materieel)”

Aantekeningen 2 en 5 op afdeling XVI van de GN luiden als volgt: “Behoudens het bepaalde in aantekening 1 op deze afdeling en in de aantekeningen 1 op de hoofdstukken 84 en 85, worden delen van machines (andere dan delen van artikelen bedoeld bij post 8484, 8544, 8545, 8546 of 8547) ingedeeld met inachtneming van de volgende regels: a) delen die als zodanig onder een van de posten van hoofdstuk 84 of 85 (andere dan de posten 8409, 8431, 8448, 8466, 8473, 8487, 8503, 8522, 8529, 8538 en 8548) kunnen worden ingedeeld, blijven onder die posten ingedeeld, ongeacht de machine waarvoor zij bestemd zijn; b) delen, andere dan die bedoeld onder a) hiervoor, waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine of voor verschillende onder eenzelfde post vallende machines (met inbegrip van die bedoeld bij post 8479 of 8543), worden ingedeeld onder de post waaronder die machine valt of die machines vallen of onder een der posten 8409, 8431, 8448, 8466, 8473, 8503, 8522, 8529 of 8538, naar gelang van het geval; delen die hoofdzakelijk worden gebruikt zowel voor de goederen bedoeld bij post 8517 als voor die bedoeld bij de posten 8525 tot en met 8528, worden echter ingedeeld onder post 8517; c) andere delen worden ingedeeld onder post 8409, 8431, 8448, 8466, 8473, 8503, 8522, 8529 of 8538, naar gelang het geval, of, indien dit niet mogelijk is, onder post 8487 of 8548. (...) 5. Voor de toepassing van vorenstaande aantekeningen heeft het woord "machines" zowel betrekking op machines als op de verschillende toestellen, apparaten, uitrustingen en werktuigen bedoeld bij hoofdstuk 84 of 85.”

Krachtens Aantekening 2 op afdeling XVI van de GN worden delen van machines die als zodanig onder een van de posten van hoofdstuk 84 of hoofdstuk 85 van de GN kunnen worden ingedeeld (andere dan bepaalde in dit geval niet van belang zijnde posten), aan de hand van hun eigen kenmerken en als autonome artikelen onder een van die posten ingedeeld.

2.5.4. Met betrekking tot de hiervoor in 2.5.3, eerste alinea, omschreven stelling dient mitsdien onderzocht te worden of de ingevoerde goederen dienen te worden beschouwd als delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine, toestel, apparaat, uitrusting of werktuig bedoeld in hoofdstuk 84 van de GN. Hoewel uit de bewoordingen van de posten van hoofdstuk 84 in samenhang gelezen met aantekening 5 op afdeling XVI van de GN moet worden afgeleid dat het begrip ‘machine’ ruim moet worden uitgelegd, kan daaronder niet worden verstaan een samenstel als het onderhavige van veren en kabels in samenhang met onder meer geleiderails, kabeltrommels, veerpluggen, bodemconsoles en looprollen dat wordt gebruikt ter ondersteuning van het handmatig of elektrisch openen en sluiten van paneeldeuren (overheaddeuren). Dat samenstel verricht als zodanig niet zelfstandig een bepaalde werkzaamheid. Dit een en ander betekent dat de ingevoerde goederen niet als delen van een bepaalde machine maar als autonome artikelen moeten worden ingedeeld naar hun eigen aard.

2.5.5. Wat betreft de tariefindeling van de kabeltrommels moet het verwijzingshof bij zijn beoordeling het navolgende betrekken. Kabeltrommels zijn volgens het spraakgebruik voorwerpen waarop een kabel wordt gewonden. In de toelichting van de IDR op post 7616 van het GS wordt erop gewezen dat onder deze post aluminium voorwerpen worden ingedeeld die – waren deze van ijzer of staal – onder post 7325 of 7326 zouden vallen. Onder post 7326 van het GS worden onder meer ingedeeld haspels voor kabels en slangen, enz. (onderverdeling 7326 90 50 van de GN).

2.5.6. Wat betreft de tariefindeling van de veerpluggen moet het verwijzingshof het navolgende bij zijn beoordeling betrekken. In de toelichting van de IDR op post 7616 van de GN wordt verwezen naar post 7326 van de GN. Mede gelet op de aard van de goederen die in de toelichting IDR op post 7326 van het GS worden opgesomd, moet het verwijzingshof onderzoeken of veerpluggen als de onderhavige onder post 7616 van de GN moeten worden ingedeeld.

2.5.7. Wat betreft de tariefindeling van de bodemconsoles moet het verwijzingshof postonderverdeling 8302 41 10 van de GN bij zijn beoordeling betrekken. Een bodemconsole wordt aan het onderste paneel van de deur bevestigd. Mede gelet op de aard van de goederen die in de toelichting IDR op post 8302 van het GS worden opgesomd, moet het verwijzingshof onderzoeken of de bodemconsoles als een garnituur of een beslag in de zin van deze post, mede vatbaar zijn voor indeling in laatstvermelde tariefpost.

3 Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 14/03181, 14/03191, 14/03192, 14/03194 en 14/03224 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4 Beslissing

De Hoge Raad: verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 493, en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een zesde van € 2976, derhalve € 496, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.