Arrest inhoud

8 juli 2016

Eerste Kamer

15/04823

EE

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[verzoekster] ,wonende te [woonplaats] , Verenigde Arabische Emiraten, VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr. J. van Weerden,

t e g e n

1. mr. J.E. Stadig,kantoorhoudend te ’s-Hertogenbosch, 2. mr. P.W. Schreurs, kantoorhoudend te Eindhoven, beiden in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1] , VERWEERDERS in cassatie,

niet verschenen.

Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] . Verweerders zullen worden aangeduid als de curatoren.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de beschikkingen in de zaak C/13/571644/HA RK 14-254 van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2014 en 26 september 2014;

b. de beschikking in de zaak 200.159.904/01 van het gerechtshof Amsterdam van 21 juli 2015.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De curatoren hebben geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging en verwijzing. De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 13 mei 2016 op die conclusie gereageerd.

3 Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1-1.6. Deze komen, kort samengevat, op het volgende neer. (i) Op 16 april 2013 is [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curatoren als zodanig. (ii) [verzoekster] is de levenspartner van [betrokkene 1] . (iii) De stichting Stichting Administratiekantoor Castle Capital (hierna: Castle Capital) staat via subholdings aan het hoofd van circa 157 vennootschappen. (iv) Op 20 augustus 2014 is in het handelsregister ingeschreven dat [betrokkene 1] op 15 juli 2014 uit functie is getreden als (enig) bestuurder van Castle Capital en dat [verzoekster] op 15 juli 2014 in functie is getreden als (enig) bestuurder van Castle Capital.

3.2 De curatoren hebben de rechtbank verzocht, kort gezegd en voor zover in cassatie van belang, bij wege van voorlopige voorziening [verzoekster] met onmiddellijke ingang te schorsen als bestuurder van Castle Capital en voor de duur van de schorsing een of twee door de rechtbank aan te wijzen onafhankelijke bestuurders te benoemen. De rechtbank heeft deze verzoeken toegewezen met dien verstande dat zij mr. P.R. Zwart (hierna: Zwart ) met onmiddellijke ingang heeft benoemd als bestuurder van Castle Capital. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

3.3.1 Onderdeel 5.5 komt op tegen rov. 3.10, waarin het hof heeft overwogen dat de door [verzoekster] en [betrokkene 1] tegen de benoeming van Zwart naar voren gebrachte bezwaren onbesproken kunnen blijven “nu geen grief tegen de benoeming van Zwart is gericht”. Volgens het onderdeel is wel degelijk een grief gericht tegen de benoeming van Zwart .

3.3.2 Het onderdeel slaagt. [verzoekster] heeft in haar beroepschrift (vanaf punt 198) een uitvoerige uiteenzetting gegeven van haar bezwaren tegen de benoeming van Zwart , en de curatoren hebben de bezwaren tegen het desbetreffende oordeel van de rechtbank ook als zodanig opgevat. Dat die bezwaren in het beroepschrift niet met zoveel woorden als “grief” zijn aangeduid, staat niet eraan in de weg om de bezwaren als grief aan te merken. Het oordeel van het hof geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip “grief” (vgl. HR 5 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ3242, NJ 2004/76).

3.4 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.5 Nu de curatoren de bestreden beslissing van het hof niet hebben uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.

4 Beslissing

De Hoge Raad: vernietigt de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 21 juli 2015; verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing; reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak; begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [verzoekster] op € 380,49 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en aan de zijde van de curatoren op nihil.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 8 juli 2016.