Terug naar bibliotheek
Boek 2. Rechtspersonen
Titel 6. Stichtingen
Artikel 298

Artikel 298 (Ontslag bestuurder en commissaris stichting)

Laatste versie

1. Een bestuurder kan op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie door de rechtbank worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen, wegens ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld of wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank ingevolge artikel 297 gegeven bevel.

2. De rechtbank kan, hangende het onderzoek, voorlopige voorzieningen in het bestuur treffen en de bestuurder schorsen.

3. Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder of commissaris van een stichting worden, tenzij de bestuurder mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.

4. Het in de voorgaande leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing op commissarissen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een bestuurder kan op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie door de rechtbank worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen, wegens ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld of wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank ingevolge artikel 297 gegeven bevel.

Dit lid bepaalt dat een bestuurder door de rechtbank kan worden ontslagen. Dit ontslag kan worden verzocht door een belanghebbende of door het openbaar ministerie. De redenen voor ontslag zijn:

  • verwaarlozing van zijn taak;
  • andere gewichtige redenen;
  • een ingrijpende wijziging van omstandigheden waardoor het in redelijkheid niet langer geduld kan worden dat hij zijn bestuurderschap voortzet;
  • het niet of niet behoorlijk voldoen aan een bevel dat de voorzieningenrechter van de rechtbank heeft gegeven op grond van artikel 297.

2. De rechtbank kan, hangende het onderzoek, voorlopige voorzieningen in het bestuur treffen en de bestuurder schorsen.

Dit lid stelt dat de rechtbank, terwijl het onderzoek naar het ontslag loopt (hangende het onderzoek), voorlopige maatregelen (voorzieningen) kan treffen met betrekking tot het bestuur. Daarnaast kan de rechtbank de bestuurder schorsen.

3. Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder of commissaris van een stichting worden, tenzij de bestuurder mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Dit lid betekent dat een bestuurder die door de rechtbank is ontslagen, voor een periode van vijf jaar na dit ontslag geen bestuurder of commissaris van een stichting mag worden. Een uitzondering hierop is mogelijk als de bestuurder, mede rekening houdend met de taken die aan andere personen waren toebedeeld, geen ernstig verwijt treft.

4. Het in de voorgaande leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing op commissarissen.

Dit lid geeft aan dat de bepalingen in de voorgaande leden (lid 1, 2 en 3) op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) gelden voor commissarissen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad58x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AY8290

ECLI:NL:HR:2006:AY829010 november 2006Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad36x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:683 - Gezag van gewijsde: ook nadelige overweging in gunstig dictum bindt partij

ECLI:NL:HR:2022:68313 mei 2022Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een nadelige beslissing in de dragende overwegingen van een uitspraak krijgt gezag van gewijsde, ook als het dictum voor die partij gunstig is (bijvoorbeeld een afwijzing van de vordering). Die partij heeft dan voldoende belang om hoger beroep in te stellen.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Ondernemingsrecht
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1900

ECLI:NL:HR:2018:190012 oktober 2018Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ9324

ECLI:NL:HR:2007:AZ932420 april 2007Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtOndernemingsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ6096

ECLI:NL:HR:2007:AZ60968 juni 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Ondernemingsrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1464

ECLI:NL:HR:2016:14648 juli 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BK5989

ECLI:NL:HR:2010:BK598919 februari 2010Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2007:BB8651

ECLI:NL:HR:2007:BB865114 december 2007Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2011:BQ2299

ECLI:NL:HR:2011:BQ229910 juni 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2001:AD5016

ECLI:NL:HR:2001:AD50162 november 2001Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak