ECLI:NL:HR:2015:96
Arrest
Arrest inhoud
3 februari 2015
Strafkamer
nr. 13/04605
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 4 september 2013, nummer 20/000276-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Procureur-Generaal J.W. Fokkens heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard. De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd. 2. Aan de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep voorafgaande beschouwing
2.1. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de in de conclusie van de Procureur-Generaal verwoorde zienswijze omtrent de door het Parket voorgestane verandering in de tot nu toe door het Parket in de praktijk gevolgde werkwijze met betrekking tot het innemen van - schriftelijke - standpunten strekkende tot toepassing van art. 80a RO. Deze wijziging komt erop neer dat het Parket op termijn, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, zal gaan afzien van het geven van een standpunt over toepassing van art. 80a RO.
2.2. Tekst noch strekking van art. 80a RO verzet zich ertegen dat het Parket afziet van het innemen van een standpunt over toepassing van deze bepaling. Het voorschrift van art. 439, eerste lid, Sv dat de Procureur-Generaal een op schrift gestelde conclusie neemt, staat daaraan niet in de weg, aangezien deze bepaling het oog heeft op andere gevallen dan de in art. 80a RO bedoelde.
2.3.1. In zijn arresten van 11 september 2012
2.3.2. Wanneer de Procureur-Generaal afziet van het innemen van een standpunt over toepassing van art. 80a RO dan wel op de daarvoor bepaalde rechtsdag mondeling het standpunt inneemt dat art. 80a RO kan worden toegepast - en dus niet een op schrift gestelde conclusie neemt waarvan ingevolge art. 439, derde lid, Sv een afschrift aan de raadsman wordt toegezonden -, is voor schriftelijk commentaar op de conclusie als bedoeld in art. 439, vijfde lid, Sv, geen plaats. In het geval dat de Hoge Raad van oordeel is dat de zaak zich niet leent voor toepassing van art. 80a RO zal de Procureur-Generaal op een daartoe bepaalde rechtsdag zijn op schrift gestelde conclusie nemen en zal de raadsman van de verdachte dan wel de advocaat van de benadeelde partij zijn schriftelijk commentaar aan de Hoge Raad kunnen doen toekomen.
3 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, de vice-president W.A.M. van Schendel, de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2015.
ECLI:NL:HR:2012:BX0146, NJ 2013/241, ECLI:NL:HR:2012:BX0129, NJ 2013/242, ECLI:NL:HR:2012:BX7004, NJ 2013/243, ECLI:NL:HR:2012:BX0132, NJ 2013/244,ECLI:NL:HR:2013:BY9128, NJ 2013/245.