Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2015:602

Arrest

ECLI:NL:HR:2015:60217 maart 2015Deze uitspraak is in 13 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

17 maart 2015

Strafkamer

nr. S 13/03205

DAZ/SG

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 oktober 2007, nummer 22/002882-06, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. Berndsen, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. D e schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2 Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof het vonnis van de Politierechter niet had mogen bevestigen omdat de Politierechter art. 359, derde lid, Sv niet heeft nageleefd.

2.2.1. In het door het Hof bevestigde vonnis van de Politierechter is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat: "1. hij op 14 februari 2003 te Rotterdam in een winkel aan de [a-straat] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 2300 euro, toebehorende aan [betrokkene 1]; 2. hij op 01 april 2003 te Rotterdam in een winkel aan de [b-straat] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans een maal met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrag aan geld voor een totaal van ongeveer 3000 euro, toebehorende aan [betrokkene 2]."

2.2.2. Dit mondeling vonnis van de Politierechter is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 mei 2006. Dat proces-verbaal houdt in: "De rechter deelt mede de korte inhoud van: 1. een uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 21 maart 2006 ten name van verdachte; 2. een ambtsedig proces-verbaal nummer 2003057286 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond, alsmede de daarbij behorende bijlagen. 3. een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal, genummerd 2003057286-14 d.d. 1 oktober 2003, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond - zakelijk weergegeven - inhoudend als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde bekennende verklaring van verdachte; 4. een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal, genummerd 2003319494-3 d.d. 1 oktober 2003, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], verbalisanten voornoemd - zakelijk weergegeven - inhoudend als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde bekennende verklaring van verdachte; 5. een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal, genummerd 2003057286 d.d. 14 februari 2003, opgemaakt door [verbalisant 4], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie Rotterdam-Rijnmond - zakelijk weergegeven - inhoudend als de verklaring van [betrokkene 4] (aangever); 6. een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal, genummerd 2003319424-1 d.d. 3 september 2003, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 6], beiden hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond - zakelijk weergegeven - inhoudend als de verklaring van [betrokkene 2] (aangeefster); 7. een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal, genummerd 2003057286-49 d.d. 25 mei 2004, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 7], respectievelijk hoofdagent en adspirant van politie Rotterdam-Rijnmond - zakelijk weergegeven - inhoudend als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3]. (...) AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS (...) Gebezigde bewijsmiddelen De hiervoor weergegeven inhoud van de onder 3 tot en met 7 vermelde processen-verbaal. De inhoud van de bewijsmiddelen wordt telkens - ook in onderdelen - slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop het klaarblijkelijk betrekking heeft. Vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, bedoeld bij artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering. De in voormelde bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren op de redengevende feiten en omstandigheden, waarop steunt de beslissing van de rechter, dat de tenlastegelegde en hierna bewezen verklaarde feiten door verdachte zijn begaan."

2.2.3. Ter terechtzitting in hoger beroep is de verdachte noch zijn raadsman verschenen.

2.3. De aantekening van een mondeling vonnis van de politierechter dient ingevolge art. 378, tweede lid, Sv te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling in strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197). Art. 3 van deze Regeling houdt onder d in dat de aantekening de navolgende gegevens dient te bevatten: "inhoud van de bewijsmiddelen, voor zover deze tot het bewijs van het (de) telastegelegde feit(en) dient, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt)."

2.4. Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat in de aantekening van het mondeling vonnis wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen slechts in het geval als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv (bekennende verdachte) mag worden verwezen naar de processtukken.

2.5. Die opvatting vindt geen steun in voormelde Regeling noch in art. 359 Sv noch in de geschiedenis van de totstandkoming van de tweede volzin van het derde lid van die bepaling. (Vgl. HR 8 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK5605, NJ 2010/7.)

2.6. Het middel faalt.

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2015.