Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2013:BZ5953

Arrest

ECLI:NL:HR:2013:BZ59532 april 2013Deze uitspraak is in 5 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

2 april 2013

Strafkamer

nr. S 11/01623

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 maart 2011, nummer 22/000218-10, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het Hof heeft de verdachte ter zake van feit 3 (overtreding van art. 107, eerste lid, WVW 1994) veroordeeld tot een geldboete van € 200,-, subsidiair 4 dagen hechtenis. In zoverre kan de verdachte - gelet op art. 427, tweede lid, Sv - in zijn beroep in cassatie niet worden ontvangen.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg zich niet bij de stukken bevindt zodat het bestreden arrest, dat mede is gewezen naar aanleiding van het aldaar gehouden onderzoek, aan nietigheid lijdt.

3.2. Het in het middel bedoelde proces-verbaal ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Naar aanleiding van een door de raadsman op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad 2008 gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. Op grond daarvan moet worden aangenomen dat bedoeld proces-verbaal niet meer beschikbaar zal komen.

3.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar noch door de aldaar aanwezige verdachte noch door zijn raadsman beroep gedaan op het ontbreken van bedoeld proces-verbaal. Gelet daarop kan niet voor het eerst in cassatie met vrucht worden geklaagd over het ontbreken van dat proces-verbaal. Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld.

4. Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 2 april 2013.