Artikel 107
1. Aan de bestuurder van een motorrijtuig op de weg dient door de daartoe bevoegde autoriteit een rijbewijs te zijn afgegeven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie waartoe dat motorrijtuig behoort.
2. Het rijbewijs dient:
a. te voldoen aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen inzake inrichting, uitvoering en invulling, b. zijn geldigheid niet te hebben verloren, en c. behoorlijk leesbaar te zijn.
3. Op het rijbewijs wordt, indien de aanvrager:
a. als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen:
1°. het in de basisregistratie opgenomen burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, vermeld op de bij ministeriële regeling vastgestelde wijze, en 2°. overeenkomstig bij ministeriële regeling gegeven regels een publiek identificatiemiddel als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet digitale overheid geplaatst, dan wel
b. niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding vermeld.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:1252 - Hoge Raad stelt kaders voor procesafspraken in strafzaken - 26 september 2022
Procesafspraken zijn toegestaan, maar de rechter behoudt zijn zelfstandige verantwoordelijkheid. De rechter moet toetsen of de verdachte vrijwillig, geïnformeerd en ondubbelzinnig afstand doet van verdedigingsrechten, en is niet gebonden aan het voorstel als de uitkomst onredelijk is in verhouding tot de ernst van de zaak.
ECLI:NL:HR:2020:1684 - Verzending en bewaring bloedmonster: waarborgen bij onderzoek drugsgebruik in verkeer - 26 oktober 2020
De Hoge Raad oordeelt dat het verzenden van een bloedmonster naar het NFI, dat het vervolgens gekoeld bewaart en na acht dagen doorstuurt naar een buitenlands lab, voldoet aan de waarborgen voor een 'onderzoek' ex art. 8 lid 5 WVW 1994.
ECLI:NL:HR:2019:1146 - Bewijsvoering voor rijden met ongeldig verklaard rijbewijs (art. 9 WVW 1994) - 8 juli 2019
Voor een veroordeling wegens rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs (art. 9 lid 2 WVW 1994) moet uit de bewijsvoering blijken dat het besluit tot ongeldigverklaring is bekendgemaakt en van kracht was, en dat de bestuurder hiervan wist of redelijkerwijs moest weten.
ECLI:NL:HR:2008:BD3662 - Hoge Raad - 29 september 2008
ECLI:NL:HR:2004:AO5706 - Hoge Raad - 3 mei 2004
ECLI:NL:HR:2012:BV6999 - Herstel vormverzuim hoger beroep door verschijning ter zitting - 19 maart 2012
Een vormverzuim in de schriftelijke volmacht voor het instellen van hoger beroep, zoals een ontbrekende verklaring in strijd met art. 450 Sv, leidt niet tot niet-ontvankelijkheid als de verdachte of diens gemachtigde raadsman ter zitting verschijnt en de wens tot hoger beroep bevestigt.
ECLI:NL:HR:2015:2773 - Ne bis in idem: rijden zonder rijbewijs en rijden onder invloed - 21 september 2015
Rijden zonder rijbewijs (art. 107 WVW 1994) en rijden onder invloed (art. 8 WVW 1994) zijn geen 'hetzelfde feit' in de zin van artikel 68 Sr. De delicten beschermen verschillende rechtsgoederen en de gedragingen verschillen naar de kern. Een afzonderlijke vervolging is dus toegestaan.
ECLI:NL:HR:2022:286 - Bewijsmotivering bij rijden met ongeldig verklaard rijbewijs (art. 9 lid 2 WVW) - 21 februari 2022
Voor een bewezenverklaring van rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs (art. 9 lid 2 WVW 1994) moet de rechter motiveren dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten van de ongeldigverklaring. Een politieregistratie met de ingangsdatum van de ongeldigheid is daarvoor onvoldoende.