ECLI:NL:HR:2013:819
Arrest
Arrest inhoud
1 oktober 2013
Strafkamer
nr. 12/03488
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 juni 2012, nummer 22/003362-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat het bewezenverklaarde onder 1 en 2 niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid, onder meer niet wat betreft het oogmerk om aan zichzelf of andere deelnemers het bezit van "het wederrechtelijk verkregene" te verzekeren.
2.2.1. De tenlastelegging, bewezenverklaring en bewijsvoering zijn, voor zover hier van belang, weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.
2.2.2. Art. 288 Sr luidt: "Doodslag gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie."
2.3. De klacht berust kennelijk op de opvatting dat van het oogmerk om aan zichzelf of andere deelnemers het bezit van het wederrechtelijk "verkregene" te verzekeren, pas sprake kan zijn nadat het strafbare feit (in het onderhavige geval de verduistering van een hoeveelheid heroïne) waarmee de doodslag samenhangt, is voltooid omdat er dan pas verkrijging is. Die opvatting is echter onjuist zodat de klacht faalt.
3 Beoordeling van de middelen voor het overige
Ook voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2013.